Sinds het begin van de jaren tachtig is er in de publieke sector sprake van een duidelijke trend tot bedrijfsmatiger werken. Dit uit zich in een toegenomen belangstelling voor de effectiviteit en efficiëntie van deze sector en het overnemen van methoden van bedrijfsvoering uit de particuliere sector. Deze ontwikkeling geldt ook voor de sector onderwijs. Een belangrijke operationele verandering behelst de grotere aandacht voor de beheersing van de kwaliteit en uitkomsten van processen, zogenaamde ‘action controls’ en ‘results controls’, in plaats van de traditionele sturing op de input van deze processen. Voor het (hoger) onderwijs betekent die onder meer een toename van de expliciete meting van de kwaliteit van het onderwijs en een toenemend gebruik van audits, bijvoorbeeld via zogenaamde visitatieprocedures. De vraag die bij deze ontwikkelingen gesteld kan worden is of de controls die in de particuliere sector worden gebruikt, toepasbaar zijn in de publieke sector.