
Zat de toezichthouder in de publieke sector al in een glazen huis, dat huis is nu ook nog helverlicht. Kort samengevat zou je zo de veranderende positie van de commissaris in de publieke sector kunnen omschrijven. ‘Het maakt het werk van de toezichthouder complexer, maar ook uitdagender’, zegt Lars Canté, manager public governance services bij PwC. Hij is een van de schrijvers van het net verschenen pocketboekje ‘De commissaris in de publieke sector’, waarmee toezichthouders in de publieke sector een steuntje in de rug krijgen bij het vervullen van hun taak en dat een bijdrage wil leveren aan het verbeteren van de kwaliteit van het toezicht in de publieke sector.
‘De druk op de toezichthouder neemt toe’, zegt Canté. Om te beginnen vanuit de overheid. Meer markt, minder overheid was het adagium in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw voor (semi)publieke organisaties als ziekenhuizen, woningcorporaties, de Nederlandse Spoorwegen, de post- en telecomsector en hogescholen. Die instituties moesten bedrijfsmatiger gaan werken en kregen meer eigen verantwoordelijkheid.
De weg naar meer bestuurlijke autonomie is niet altijd van een leien dakje gegaan. Voor de laatste misstap hoeven we niet ver terug in de tijd. Neem ROC Leiden dat zich vergaloppeerde met te dure nieuwbouw, in de problemen kwam en nu door de overheid gered moet worden. De vraag die direct gesteld wordt, is waarom niemand dit heeft zien aankomen. Waar was de toezichthouder?
Of neem de woningcorporaties, waarvan er een aantal zich waagde aan risicovolle financiële constructies en daarmee hun kerntaak – zorgen voor betaalbare huurwoningen – uit het oog leek te verliezen. Het interne toezicht heeft tekort geschoten, was één van de conclusies van de parlementaire enquêtecommissie woningcorporaties. ‘Dat zijn dure lessen’, concludeert Canté. ‘En de reflex als het misgaat is de roep om meer toezicht. Of sommige politici zeggen zelfs: de overheid moet de zeggenschap over die organisaties terugpakken.’ Dat laatste lijkt een gepasseerd station, aldus Canté, immers het terugdraaien van verzelfstandigingen is erg duur, maar meer toezicht komt er wel.
En dat is nog niet alles, benadrukt Canté. Een commissaris in de private sector ‘behartigt de belangen’ van de aandeelhouders. Dit is doorgaans een groep met relatief homogene belangen. De toezichthouder in de (semi)publieke sector heeft daarentegen te maken met ‘gefragmenteerd eigenaarschap’, dat onder te verdelen is in drie krachtenvelden zoals ‘De commissaris in de publieke sector’ inzichtelijk maakt. De druk vanuit al die drie krachtenvelden neemt toe. Om te beginnen vanuit het zogenoemde verticale krachtenveld: wettelijk vastgelegde invloed op het toezicht, uitgevoerd door een minister en/of een wettelijk toezichtorgaan, met sanctiemogelijkheden als het misgaat. Canté: ‘Een recent voorbeeld: onlangs is besloten dat er extra toezichthouder voor de woningcorporatiesector komt, de Woonautoriteit.’
Er komt ook meer druk vanuit de zogenoemde diagonale as, de invloed die bijvoorbeeld de Algemene Rekenkamer, de Nationale Ombudsman of de Sociaal-Economische Raad kunnen uitoefenen. Een negatief oordeel van die instituties kan flink afbreuk doen aan de reputatie van een organisatie. Canté: ‘Je kunt er van uitgaan dat de Rekenkamer de gang van zaken bij ROC Leiden op enig moment zal onderzoeken: een eventueel negatief rapport van de Rekenkamer heeft veel invloed op de politiek, maar ook op de publieke opinie.’ Waarmee we zijn aanbeland bij de zogeheten horizontale as: de invloed van media, belangengroepen, cliëntenraden, ketenpartners et cetera op publieke organisaties. Canté noemt als voorbeeld de recente gebeurtenissen rond ABN Amro dat weer toestemming kreeg om de beurs op te gaan. Toen bekend werd dat de bestuurders een ton extra salaris zouden krijgen, was het land te klein. De salarisverhoging was weliswaar besproken met de aandeelhouder (de overheid), in de persoon van de minister van Financiën, maar door alle heisa werd de beursgang uitgesteld. Canté: ‘De bank had zich duidelijk verkeken op de publieke opinie en de politiek en dat had behoorlijk wat gevolgen.’
Ten slotte de laatste trend in public governance: door de digitalisering kan informatie over een organisatie steeds sneller openbaar gemaakt worden, wellicht zelfs richting real-time, aldus Canté, ook een factor waarmee de toezichthouder rekening moet houden. ‘Neem ProRail. Werden de prestaties eerst pas na afloop van het boekjaar openbaar gemaakt in een jaarbericht, nu zou je bij wijze van spreken met een app dagelijks kunnen bijhouden of de treinen op tijd rijden. En daar moet de toezichthouder dan direct op kunnen reageren.’
‘De commissaris in de publieke sector’ laat zien wat al deze ontwikkelingen betekenen voor de toezichthouder en helpt hem bij het invullen van zijn rol. Canté: ‘Er zit voor iedereen wat in. De beginnende toezichthouder krijgt nuttige informatie, maar ook de ‘gevorderde’ toezichthouder vindt er verdieping.’
Bron: PwC