De Hoge Raad heeft geoordeeld dat indien een dochtermaatschappij uit de fiscale eenheid wordt ontvoegd als gevolg van de uitgifte van nieuwe aandelen aan derden, de emissieopbrengst tot haar beginvermogen behoort. Dit meldt Deloitte.
Om een fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting te kunnen vormen, is onder meer vereist dat de moedermaatschappij ten minste 95 procent van de aandelen in het nominaal gestorte kapitaal van de dochtermaatschappij houdt en dit aandelenbezit ten minste 95 procent van de statutaire stemrechten vertegenwoordigt en recht geeft op ten minste 95 procent van zowel de winst als het vermogen van de dochtermaatschappij. Indien niet langer aan die bezitseis wordt voldaan, vindt ontvoeging uit de fiscale eenheid plaats en wordt de dochtermaatschappij (weer) zelfstandig belastingplichtig. Dat betekent dat een beginbalans moet worden opgesteld. Recentelijk heeft de Hoge Raad antwoord gegeven op de vraag of de emissieopbrengst van nieuwe aandelen tot het beginvermogen behoort, indien die aandelenemissie de ontvoeging van de dochtermaatschappij heeft veroorzaakt.
Renteaftrekbeperking
Belanghebbende (een NV) is op 25 oktober 2006 opgericht en direct met haar moedermaatschappij A bv gevoegd in een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. Vervolgens is belanghebbende op 1 mei 2007 naar de beurs gebracht. Bij die beursgang heeft A bv een deel van haar aandelen in belanghebbende verkocht. Ook zijn nieuwe aandelen uitgegeven, die onmiddellijk zijn volgestort. Hierdoor is belanghebbende per 1 mei 2007 ontvoegd uit de fiscale eenheid en zelfstandig belastingplichtig geworden.
Belanghebbende heeft in 2007 rente betaald aan een verbonden lichaam. In geschil is of deze rente in aftrek wordt beperkt op grond van de (overigens per 1 januari 2013 vervallen) thincapregeling. Voor het antwoord op die vraag is van belang of de emissieopbrengst van de nieuwe aandelen tot het beginvermogen van belanghebbende moet worden gerekend. Hof Den Haag heeft deze vraag bevestigend beantwoord en vernietigt de correctie van de rentaftrek door de inspecteur.
Hoge Raad
In cassatie blijft de hofuitspraak overeind. De Hoge Raad overweegt dat wanneer een dochtermaatschappij wordt ontvoegd doordat die maatschappij tegen onmiddellijke volstorting nieuwe aandelen uitgeeft aan derden, haar beginvermogen mede bestaat uit het nieuw gestorte kapitaal. Er is geen reden om aan te nemen dat de uitgifte van de aandelen en de storting daarop heeft plaatsgevonden nadat belanghebbende zelfstandig belastingplichtig is geworden, nu de ontvoeging het gevolg is van de uitgifte van die aandelen. Hieraan doet niet af dat het opgeofferde bedrag voor een uit fiscale eenheid ontvoegde dochtermaatschappij moet worden gesteld op het eigen vermogen (exclusief toelaatbare reserves) van die maatschappij, aangezien die bepaling naar haar bedoeling slechts ziet op vermogen voor zover dat afkomstig is uit de fiscale eenheid.
De Hoge Raad overweegt verder dat het voorgaande ook geldt indien de emissie van nieuwe aandelen samenvalt met de verkoop van bestaande aandelen in een dochtermaatschappij. Hieraan doet niet af dat in het Besluit fiscale eenheid 2003 is bepaald dat bij beëindiging van een fiscale eenheid door verkoop van aandelen in een dochtermaatschappij, die verkoop wordt geacht plaats te vinden na de ontvoeging. Uit de toelichting op die bepaling blijkt volgens de Hoge Raad namelijk dat hiermee slechts beoogd is zeker te stellen dat de deelnemingsvrijstelling kan worden toegepast. Het gelijk is derhalve aan belanghebbende.
Bron: Hoge Raad 27 november 2015, 14/03425, ECLI:NL:HR:2015:3369