
Als het gaat om het veiligstellen van overheidsfinanciën bij toekomstige bankfaillissementen hebben de zeven grootste industrielanden ter wereld (G7) meer progressie geboekt dan de zeven belangrijkste opkomende economieën (E7). Daardoor zijn landen als het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Duitsland minder kwetsbaar voor het overslaan van een bankencrisis naar de reële economie. Wel lopen banken in vooral Duitsland, Spanje, Portugal en Italië nog kredietrisico’s door het grote aandeel staatsobligaties op hun balans. Die conclusies trekt PwC op basis van haar maandelijkse Economy Watch.
De gematigde groei in opkomende markten en de lage grondstofprijzen leiden tot hernieuwde belangstelling voor de dynamiek tussen banken en overheden. PwC roept vooral de E7 op bankhervormingen door te voeren.
Economische stabiliteit
De G7 heeft grote stappen gezet om de navelstreng tussen banken en overheden door te knippen. Anders dan in het verleden zorgt regelgeving er nu voor dat aandeelhouders en schuldeisers van banken mede-opdraaien voor de kosten van een bankfaillissement. Zo staan banken in de Europese Unie vanaf dit jaar onder nieuwe bail-in-regels. Ook andere regelgevende instrumenten, zoals stresstests om de weerbaarheid van banken bij economisch sombere tijden te meten, verhogen de economische stabiliteit van G7-landen.
Minder goed voorbereid
De bankhervormingen in de E7 blijven achter, mede als gevolg van de relatief geringe impact van de crisis van 2008. ‘Door het uitblijven van hervormingen kan de vertraagde bbp-groei in landen als China, Brazilië en Rusland sneller tot economische besmetting leiden’, zegt Jan Willem Velthuijsen, hoofdeconoom bij PwC. ‘De E7 verzuimt lessen te trekken en is daardoor minder goed voorbereid op een mogelijke bankencrisis. Ze moeten haast maken met beleid over herkapitalisatie en de verdeling van kosten bij reddingsoperaties.’
Kredietrisico op staatsobligaties
De blootstelling van banken in Duitsland, Spanje, Portugal en Italië aan het kredietrisico op staatsobligaties vormt nog steeds een kwetsbaarheid. De netto-blootstelling aan Europese staatsschulden is net zo groot als in 2013 en verhoudt zich tot het niveau van Griekse banken tijdens de Griekse reddingsoperatie. ‘Dit is niet verwonderlijk’, stelt Velthuijsen. ‘In Europa wordt overheidsschuld vanuit een regelgevend perspectief behandeld als een relatief risicovrije asset.’
Europese staatsleningen niet goudgerand
De huidige financiële regelgeving biedt banken veel ruimte om geld uit te lenen aan overheden via de aanschaf van staatsobligaties. Hierdoor zijn concentratierisico’s ontstaan die zeer nadelig kunnen uitpakken bij een waardedaling van deze instrumenten. Tijdens de Europese schuldencrisis werd duidelijk wat de gevolgen hiervan kunnen zijn. Jan Willem Velthuijsen merkt op de whatever it takes-uitspraak van Mario Draghi ervoor heeft gezorgd dat Europese staatsleningen er nu goed voorstaan. ‘Maar de economische fundamenten maken ze niet goudgerand.’
Nederland minder kwetsbaar
Nederlandse banken stonden al minder bloot aan staatsschulden in vergelijking tot de genoemde vier landen, omdat ze minder Nederlandse staatsleningen hebben in verhouding tot de totale activa. Inmiddels staan Nederlandse banken er op dit gebied ook beter voor dan Frankrijk en Ierland. Alleen het Verenigd Koninkrijk scoort nog beter.
Economisch besmettingsgevaar
De volgende uitdaging voor wereldwijde beleidsmakers is om de blootstelling van banken aan landen met megaschulden te verminderen, aldus PwC. Hierdoor neemt het economische besmettingsgevaar tussen overheden en banken af. Dit zal positieve effecten hebben op de financiële stabiliteit van zowel individueel economieën als de wereldeconomie.