
In november 2014 veranderde de organisatie van olie-exporterende landen (OPEC) haar strategie. Tot dan fungeerde de OPEC al enkele decennia als sluitpost van de oliemarkt. In de almaar stijgende mondiale vraag naar olie werd in eerste instantie voorzien door de olieproducenten buiten de OPEC (onder meer Rusland en de VS). Zij produceerden op maximale capaciteit. Het tekort werd vervolgens aangevuld door olieproducenten uit OPEC-landen, de zogenaamde call on OPEC.
Tijdens de vergadering van de OPEC van november 2014 maakte de organisatie echter bekend dat zij niet langer de ‘centrale bank’ van de olieproducenten zou zijn. Zij gaf aan dat ze voornemens was het productieniveau met de stijgende wereldvraag mee te laten groeien. Tegelijkertijd laaide de discussies binnen de OPEC weer op tussen de rijke en de minder rijke leden over de te voeren strategie. Tot slot namen de spanningen tussen grootmacht Saudi-Arabië en het tot dan door sancties geremde Iran ook toe.
In de media staat sindsdien geregeld het bericht dat de OPEC dood is, of dat, voor zover ze nog leeft, het belang van het oliekartel enorm is afgenomen. Op het eerste gezicht lijkt dit ook zo te zijn. Immers, het afgesproken plafond voor de olieproductie wordt ruimschoots doorbroken omdat veel landen zich niet aan de afgesproken productiedoelen houden.
Wanbeleid
Door deze strategie zouden de rijke landen – zoals Saudi-Arabië, de Verenigde Emiraten, maar ook Irak – steeds rijker worden, ware het niet dat hun overheidsuitgaven vaak veel te hoog zijn om echt te profiteren. Tegelijkertijd hebben arme landen als Nigeria en Venezuela – die niet in staat zijn om de olieproductie op te voeren, en te maken hebben met economisch wanbeleid – juist extra te lijden onder de gevolgen van het overaanbod van olie: een lage olieprijs.
Springlevend
Toch ben ik van mening dat de OPEC springlevend is.
Lees verder op ABN AMRO Insights
Deze column werd eerder gepubliceerd op www.Energiepodium.nl