
Is het maximaliseren van de zittingsduur van commissarissen naar acht jaar wel zo’n goed idee? Mijntje Lückerath, hoogleraar corporate governance bij TIAS School for Business and Society, zet op basis van onderzoek haar vraagtekens. Het raakt minimaal 20 procent van de commissarissen.
De aandacht voor cultuur en gedrag in de herziene Corporate Governance Code van de codevoorzitter Jaap van Maanen en zijn commissie spreekt Lückerath aan. ‘Goed dat dit is benoemd’, aldus de hoogleraar. Aansluitend acht ze de herziening zelf ook erg welkom. ‘Het werd tijd om de bezem door de code te halen.’ Minder te spreken is ze over de maximalisering van de zittingstermijn van commissarissen naar acht jaar. Lückerath spreekt van ‘ingrijpende gevolgen’ voor het toezicht. Die conclusie trekt ze niet zomaar. Integendeel. De hoogleraar berekende de gemiddelde zittingsduur van 436 commissarissen die in augustus 2015 actief waren bij 84 Nederlandse beursgenoteerde bedrijven. ‘Daarin heb ik ook de gemiddelde zittingsduur van de hele raad van commissarissen meegenomen.’
Zie ook: Governancecode one-tier board: ‘De guidance kan nog meer ‘guidance’ geven’
Gemiddelde zittingsduur? 4,7 jaar
Uit het onderzoek blijkt dat de gemiddelde zittingsduur van een commissaris in Nederland 4,7 jaar is. Een op de vijf commissarissen zit er langer dan acht jaar. Drie procent zit zelfs langer dan twaalf jaar. Als acht jaar het nieuwe maximum wordt, is het volgens Lückerath de vraag of ervaring niet wordt opgeofferd voor vernieuwing. ‘We kunnen nu slechts gissen naar waar dat omslagpunt ligt. Blijft er een goed genoeg functionerende raad over? En kunnen we nog wel goed toezicht garanderen? Er gaat namelijk ook veel kennis en ervaring verloren als een commissaris na acht jaar het veld moet ruimen.’ Volgens het onderzoek moeten ook enkele zwaargewichten het veld ruimen als deze maximalisering wordt doorgevoerd, zoals Ben Noteboom bij Ahold of Jeroen van der Veer bij Philips. ‘Bij het bepalen van de optimale zittingsduur is het belangrijk om te kijken naar de wisselwerking tussen te lang blijven zitten waardoor iemand minder onafhankelijk is en te kort blijven zitten waardoor belangrijke kennis over het bedrijf verloren gaat. Als de opgebouwde kennis verdwijnt doordat zittende commissarissen verdwijnen, is het nog maar de vraag of de nieuwe en de blijvende commissarissen dat voldoende kunnen opvangen.’
Uit het onderzoek van Lückerath blijkt dat tachtig procent van alle commissarissen korter dan acht jaar in de RvC zit. Twintig procent zit echter langer dan acht jaar in de RvC en zou dus op basis van het nieuwe voorstel de RvC moeten verlaten. Dit betreft 87 commissarissen. Opvallend is dat een aantal commissarissen meerdere functies zou moeten afstoten omdat zij in meerdere RvC’s langer dan acht jaar zitten. ‘De vervanging van 20 procent van de zittende commissarissen is een forse wijziging in de huidige samenstelling van RvC’s. Dat is een conclusie los van de personen om wie het nu concreet gaat. En het is een beslissing die niet meer valt terug te draaien.’ Lückerath pleit daarom voor onderzoek naar het beoogd effect van de verkorte zittingsduur voordat deze op basis van ‘gevoel’ wordt ingekort. Ze stelt daarnaast voor om de Britse regels te volgen. Daar wordt een commissaris na negen jaar niet langer als onafhankelijk gezien. In Nederland mag een raad er daarvan één hebben. Dit heeft in ieder geval een beperkend effect op het aantal commissarissen dat langer dan acht jaar commissaris is, omdat er maar één commissaris niet-onafhankelijk mag zijn Ook twee termijnen van vijf jaar zou volgens de hoogleraar een alternatief kunnen zijn. ‘Van twaalf terug naar tien jaar – in plaats van acht – heeft minder ingrijpende gevolgen.’
Rigoureuze evaluatie
Daarnaast vindt ze dat een herbenoeming goed moet worden geëvalueerd. ‘Daarbij moet natuurlijk ook het belang van een progressieve vernieuwing van de RvC in gedachten worden gehouden.’ Als laatste moet in Nederland de impliciete diskwalificatie verdwijnen als een commissaris zijn termijn van twaalf jaar niet vol maakt. ‘Commissarissen die de moed hebben om na acht jaar te concluderen dat een vernieuwing beter is, verdienen respect in plaats van het impliciete verwijt dat ze niet voldeden.’ Deze maatregelen moeten het toezicht verbeteren, want ook Lückerath herkent zich ‘in de breed gedragen mening dat de huidige twaalf jaar te lang is. Herbenoeming is te vaak een automatisme.’ Het laatste woord is evenwel aan de commissie achter de Corporate Governance Code. Die komt na de zomer met haar reactie op alle ontvangen reacties.
Herziene code na de zomer
De commissie achter de Corporate Governance Code heeft acht weken inspraak gehouden. Zij maakt de ontvangen reacties openbaar op het moment dat de herziene code wordt gepubliceerd. De verwachting is dat dit na de zomer gaat gebeuren. Meer informatie over de Corporate Governance Code is te vinden via www.commissiecorporategovernance.nl