
De Monitoring Commissie Corporate Governance blijft bezig. Na de two-tierboards komt ‘de Commissie’ ook met een consultatiedocument voor one-tier boards. De wijze heren en dames achten het ‘nuttig’ om vennootschappen met dit bestuursmodel duidelijke handvatten te bieden voor de toepassing van de Code. Deline Kruitbosch, kandidaat-notaris bij Dirkzwager, vindt het document een welkome aanvulling voor bestuurders, maar het zou nog een tikkeltje scherper mogen. ‘Het is jammer dat de Code niet voorschrijft dat de niet-uitvoerend bestuurders zichzelf moeten evalueren.’
Het consultatiedocument komt vers van de pers. Wat is uw eerste indruk?
Het is een mooi document geworden. Ik denk dat het best practice-principe en de bepalingen in lijn zijn met hoe de meerderheid van de beursfondsen met een one-tier board hun bestuur al hebben ingericht, maar vooral de guidance zal in de praktijk zeker nuttig blijken.
Nooit geweten dat de Monitoring Commissie Corporate Governance Code zo trendgevoelig is. Met de Code voor one-tier boards speelt de commissie namelijk in op de trend waarin vennootschappen in toenemende mate voor een monistisch bestuursmodel kiezen.
Inderdaad, van het aantal Nederlandse N.V.’s dat de laatste jaren een notering in Amsterdam en/of elders hebben aangevraagd, heeft een groot aantal gekozen voor een one-tier board. Vaak vooral gezien hun buitenlandse ‘roots’ en de onbekendheid met het two-tier system zoals we dat hier in Nederland al lange tijd kennen.
Zie ook: De Corporate Governance Code in 7 punten
Een belangrijke reden om de mogelijkheid om te werken met een one-tier board in het Nederlandse vennootschapsrecht te introduceren, was om bij te dragen aan een grotere bruikbaarheid van Nederlandse kapitaalvennootschappen in (inter)nationale verhoudingen. Wordt hieraan voldaan?
Ik denk zeker dat het goed is dat we de regels aangaande de one-tier board in 2013 in het Burgerlijk Wetboek hebben opgenomen; je ziet dat als je bij buitenlandse cliënten aangeeft dat iets nog niet in de wet vervat is, maar wel mogelijk is op grond van (Europese) jurisprudentie en past binnen de mazen van de huidige wet, zij toch terughoudender zijn. Maar wat ik in mijn vorige antwoord al aangaf, de meerderheid van de buitenlandse rechtstelsels kent “slechts” een one-tiersysteem, met een bestuur bestaande uit zowel uitvoerend als niet-uitvoerend bestuurders. Ddus dat de one-tier board thans onderdeel is van de Nederlandse wetgeving en dat de Code er nu specifiek op is toegeschreven, maakt Nederland wel aantrekkelijker. Hoewel de belangrijkste drijfveer voor buitenlandse topholdingvennootschappen om zich hier in Nederland te vestigen nog altijd wel fiscaal lijkt, helpt het wel dat onze wetgeving ook aansluit op de governancestructuur in het buitenland.
Biedt het consultatiedocument een duidelijker handvat voor vennootschappen met een one-tier-bestuursmodel?
Op veel punten absoluut. Vooral de guidance is nuttig. Je ziet dat veel beursfondsen en hun adviseurs regelmatig worstelen met de bepalingen die nu uitsluitend zien op commissarissen. Hoe passen we die nu toe op de non-executives, die onderdeel uitmaken van het bestuur? Ik vind echter dat op enkele punten de guidance nog iets meer ‘guidance’ zou kunnen geven, bijvoorbeeld voor wat betreft evaluatie. Het is jammer dat de Code niet voorschrijft dat, net als bij de two-tier board, het uitgangspunt is dat de niet-uitvoerend bestuurders zichzelf (als ware zij commissarissen) en daarnaast de uitvoerend bestuurders (als ware zij onderdeel uit zouden maken van een afzonderlijk bestuur) moeten evalueren. Afwijken en uitleggen kan altijd nog.
Sluiten de wijzigingen aan bij het Europese gedachtegoed van vrije vestiging?
De Code is gebaseerd op het ‘pas toe of leg uit’-beginsel, dus het gaf en geeft beursgenoteerde vennootschappen slechts richtlijnen. Het zijn geen dwingende regels en als buitenlanders in hun rechtstelsel bijvoorbeeld gewend waren commissarissen juist wel een beloning in aandelen toe te kennen (onder de huidige Code is dit een afwijking van best pratice bepaling III.7.1), kunnen ze dit uitleggen in hun jaarlijkse corporate governance-rapport. Kortom, de Code en ook de voorgestelde wijzigingen, passen wat mij betreft uitstekend bij het Europese gedachtegoed van vrije vestiging.
Vraagt een one-tier board niet juist om meer integriteit van de bestuurder(s)? Ze dragen immers meer verantwoordelijkheden.
Dit vind ik persoonlijk niet. Het enige verschil tussen een commissaris in een two-tier board en een niet-uitvoerend bestuurder in een one-tier board is dat de niet-uitvoerend bestuurder daadwerkelijk onderdeel van het bestuur uitmaakt. Hij kan dus ook als bestuurder worden aangesproken voor eventueel wanbeleid. Echter, het takenpakket van een non-executive en een duidelijk in statuten en reglementen vervatte taakverdeling maakt dat een non-executive zich, net als een commissaris, bij wanbeleid van een (uitvoerend) bestuurder, zal kunnen disculperen. Mits de non-executive dan wel commissaris de betreffende bestuurder er op heeft aangesproken als hij vindt dat er iets niet gaat zoals het zou moeten gaan en eventueel overige maatregelen heeft getroffen. Van een commissaris wordt net zoveel verwacht als van een niet-uitvoerend bestuurder. Vooral gezien het feit dat raden van commissarissen de laatste jaren een professionaliseringsslag hebben doorgemaakt, is er wat mij betreft, afgezien van de titel die de betreffende toezichthouder wordt toegekend, geen verschil tussen een commissaris en een niet-uitvoerend bestuurder. Beide moeten zich als een integer toezichthouder gedragen. De praktijk maakt uit hoe dicht een non-executive of commissaris op het bestuur zit.
One-tier boards zijn met name populair bij bedrijven met buitenlandse aandeelhouders. In hoeverre wringt dat met betrekking tot integriteit? Deze aandeelhouders kunnen tenslotte een ander beeld van integriteit hebben. Psycholoog Geert Hofstede concludeerde eerder al dat verschillende culturen vaak ook anders denken over integer handelen.
Alle bestuurders dan wel commissarissen die verbonden zijn aan Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen zijn gebonden aan de Nederlandse regels inzake integriteit en aansprakelijkheid, of de N.V. nu een one-tier board of een two-tier board heeft. De algemene vergadering is voor wat betreft integriteit ‘slechts’ het orgaan dat de bestuurders en commissarissen benoemt en aan het einde van een boekjaar al dan niet decharge verleend voor interne aansprakelijkheid gedurende het betreffende boekjaar. De ervaring leert echter dat hoewel integriteit in het ene land wellicht een fractie anders kan worden geïnterpreteerd dan in het andere land, er geen verschillen te zien zijn bij het al dan niet verlenen van decharge tussen vennootschappen met een aandeelhouderbestand dat grotendeels uit Nederlandse aandeelhouders bestaat en vennootschappen met een aandeelhouderbestand met veelal buitenlandse aandeelhouders. Kortom: ik verwacht geen integriteitsproblemen als gevolg van het toenemend aantal bedrijven met een one-tier board.