
Met minister Jeroen Dijsselbloem als aanjager heeft de Europese Unie een akkoord bereikt om witwassen aan te pakken. Een van de voortvloeisels van de set maatregelen is het UBO-register. Voor vermogende particulieren en familiebedrijven zorgt het register voor veel onrust. Het kan namelijk een bedreiging vormen voor hun privacy.
De verplichte invoering van het UBO-register volgt uit de vierde anti-witwasrichtlijn, die het Europese Parlement op 20 mei 2015 heeft aangenomen. Nederland moet deze richtlijn vóór 27 juni 2017 omzetten in zijn nationale wetgeving. Het doel van deze richtlijn is om – door middel van transparantie – belastingontduiking, witwaspraktijken en terrorismefinanciering aan te pakken.
Zie ook: De 8 succesfactoren voor harmonie en continuïteit binnen het familiebedrijf
In gesprek met Controllers Magazine vraagt PwC’s Pjotr Anthoni zich af of het register daadwerkelijk zo’n godsgeschenk is. ‘De strijd tegen terrorismefinanciering, witwaspraktijken en belastingfraude is ontzettend belangrijk, daar kan niemand het mee oneens zijn. Maar bij het inzetten van een middel moet je je wel nog steeds afvragen wat ongewenste bijkomende effecten daarvan zijn of zou kunnen zijn en hoe die kunnen worden beperkt. Kan het middel op een iets andere wijze worden ingezet waarbij het net zo effectief werkt en waarbij er minder ongewenste bijkomende effecten zijn? Zo zou het ontzettend mooi zijn als inzichtelijk wordt gemaakt hoe effectief het openbaar maken van het UBO-register eigenlijk is voor het behalen van de doelstelling.’
Contraproductief
Transparantie kan volgens Anthoni dus ook heel goed contraproductief werken. ‘Als UBO’s buiten het publieke oog willen blijven, dan kan het ook – onbedoeld – voor de bevoegde autoriteiten lastiger worden om na te gaan wie daadwerkelijk een UBO is. Het gaat bij dit privacyvraagstuk namelijk niet om de vraag of een UBO bij internationale en nationale autoriteiten bekend is, maar hoe zichtbaar iemand is in het dagelijks leven. Het doel van het buiten zicht blijven heeft dan niets te maken met belastingen of met kwaadwillendheid, maar alles met het beschermen van de eigen privacy.’