
Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) publiceerde onlangs een beleidsstudie getiteld ‘Belastingverschuiving: meer vergroening en minder complexiteit?’ In navolging van onder meer de Europese Commissie pleit het planbureau voor een energiebelastingstructuur die beter aansluit bij het relevante emissieprofiel van de onderliggende energieproducenten.
‘Helaas is het voorstel van de Commissie ondertussen gesneuveld. De studie biedt echter een uitgelezen kans voor een nieuw kabinet de handschoen op te pakken en in te zetten op een grondige modernisering van de energiebelasting’, zegt Niels Muller, fiscaal specialist met een focus op de Energie en Utilities sector.
Verschuiving belastingdruk
‘In de studie worden bekende suggesties gedaan, onder meer voor een verdere verschuiving van de belastingdruk van elektriciteit naar aardgas, aanpassing van de ingewikkelde degressieve tariefstructuur en (her)invoering van kolenbelasting. Ook zou de heffing op groene stroom moeten worden verlaagd. Vanuit een welvaartperspectief zou verder een verschuiving moeten plaatsen van een outputbelasting, geheven bij de afnemer, naar een inputbelasting, geheven bij de producent.
De wijze waarop energiebelasting wordt geheven is in de loop der tijd ver verwijderd geraakt van de oorspronkelijke primaire doelstelling, te weten het corrigeren van marktfalen. De jaarlijkse opbrengst van ruim 4 miljard euro weegt duidelijk zwaarder dan de vraag of de oorspronkelijke milieudoelstellingen worden gehaald. Dit valt deels wel te verklaren vanwege het feit dat energiebelasting met weinig uitvoeringskosten kan worden geïnd. De vraag is echter of het spekken van de staatskas zo de boventoon zou moeten voeren.’
Noodzaak
‘De PBL-studie past in een lange reeks publicaties waarin aandacht wordt gevraagd voor de noodzaak van een herziening van de energiebelasting. Ook in de dagelijkse praktijk wordt steeds vaker zichtbaar dat energiebelasting (onbedoeld) juist verdere vergroening en innovatie in de weg staat. Dit terwijl een cluster Nederlandse bedrijven nu juist toonaangevende technologie op dit vlak ontwikkelt. Een aantal voorbeelden.
Ten eerste de wijze waarop lokale energieproductie wordt gestimuleerd. Juist in deze voor particulieren relevante markt, is sprake van een zeer complexe lappendeken aan regelingen, waaronder als belangrijkste drie: saldering (en het bijbehorende btw-voordeel op grond van Europees recht), de zogenoemde postcoderoosregeling voor lokale energieprojecten en de SDE+ regeling. Al deze regelingen zijn relatief autonoom en onafhankelijk van elkaar ontstaan en kennen verschillende voorwaarden. De toegang tot deze regelingen, en de samenhang met andere wet- en regelgeving, is vaak zo ingewikkeld geworden dat menig project vertraging oploopt of niet van de grond komt.’
Elektrisch rijden
‘Een ander voorbeeld is de wijze waarop de heffing van energiebelasting uitpakt voor berijders van een elektrische auto. Zoals blijkt uit onze recente studie in samenwerking met de TU Eindhoven en Metropoolregio Amsterdam, kan afhankelijk van waar de auto wordt geladen de heffing van energiebelasting wel een factor 10 schelen. Dit komt vreemd over, aangezien een automobilist die benzine tankt in Groningen of Maastricht ook geen hogere accijns betaalt. Daarnaast geldt dat de heffing van energiebelasting verhoudingsgewijs relatief hoog is ten opzichte van de accijns op conventionele brandstoffen.’
De tijd is rijp voor een fundamentele modernisering van deenergiebelasting. Hierbij zou de verschuiving van outputbelasting, gehevenbij iedere individuele afnemer, naar inputbelasting, geheven van deproducent op basis van CO2-uitstoot, goed als basis kunnen dienen. Hiermee worden duurzame ontwikkelingen mogelijk gemaakt en kan deversnelling van de energietransitie vorm krijgen. Dit zou de Nederlandseindustrie in staat moeten stellen haar positie verder te versterken. Voldoende reden voor een nieuwe kabinet de herziening van deenergiebelasting met hoge prioriteit in het regeerakkoord op te nemen.’