
De accountant kreeg het de afgelopen tijd zwaar te verduren. Hij lijkt te worstelen met regelgeving en hem wordt tevens een apathische houding verweten. Hierdoor komt de betrouwbaarheid in het geding. ‘Om het vertrouwen van de maatschappij in de accountant te herstellen is het van belang dat we als beroepsgroep deze kloof overbruggen.’
De accountant stelt grenzen aan zijn wettelijke verantwoordelijkheid, onder het mom van ‘axiomatisch voorbehoud’. Valentijn Kerklaan, partner Department of Professional Practice bij KPMG, denkt dat een dergelijke houding niet op veel sympathie kan rekenen. ‘Om het vertrouwen van de maatschappij in de accountant te herstellen is het van belang dat we als beroepsgroep deze kloof overbruggen. Niet door nog een keer de beperkingen van ons vak te benadrukken, maar door op zoek te gaan naar manieren om onze rol ten aanzien van fraude te verhelderen én, waar mogelijk, te verbeteren.’
Zie ook: ‘Beste AFM, de accountant moet snappen of hij goed of fout bezig is’
Het frauderisico is standaard opgenomen in de risicoanalyse die bij de start van elke jaarrekeningcontrole wordt verricht dan wel geactualiseerd. ‘De accountant neemt daarbij in ogenschouw wat het inherente risico is op basis van onder meer de bedrijfstak, de historie van de organisatie, de reputatie van het management en tal van andere factoren,’ aldus Kerklaan.
De accountant moet volgens Kerklaan ook de elementen van de fraudedriehoek bij betrekken. ‘Het gaat hierbij om ‘de druk’, ‘de gelegenheid’ en ‘de rationalisatie’. Vervolgens gaat hij na welke maatregelen de organisatie zelf neemt om deze risico’s terug te dringen: de ‘zeef’ die het management zelf hanteert om er gerust op te kunnen zijn dat het risico op fraude goed wordt beheerst.’
Het risico ligt juist in de risicoanalyse. Kerklaan: ‘Het gaat echter mis als de accountant die zeef op voorhand al betrekt in de risicoanalyse en daarmee beargumenteert dat er geen sprake is van frauderisico’s. Bovendien zien we dat in deze risicoanalyse het argument dat het ‘nooit materieel kan worden’ vaak terug. Dit ‘netto-denken’ moet eruit. Deze materialiteitsgedachte is niet relevant, elk risico moet worden geëvalueerd op aard en omvang. De inzet van forensische expertise kan helpen om de juiste frauderisico’s te onderkennen.’