
Het aantal bedrijven in Nederland is in het derde kwartaal van 2016 met 0,4 procent toegenomen. Financiële instellingen zijn verantwoordelijk voor een kwart van de groei in bedrijvigheid van het Nederlandse bedrijfsleven.
Uit de nieuwste Kwartaalmonitor van bedrijfsinformatiespecialist Graydon blijkt dat in het derde kwartaal de totale bedrijfspopulatie met 11.696 bedrijven is gegroeid. In vergelijking met een jaar eerder is de groei van het aant al bedrijven wel 42 procent minder. Ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar daalde het aantal faillissementen met 14 procent. Ook het aantal starters is met 2 procent afgenomen, terwijl het aantal opheffingen met 28 procent is toegenomen.
Zie ook: Creativiteit is sleutel tot succes financiële instellingen
‘De daling van het aantal faillissementen zet zich nog steeds door, terwijl juist het aantal opheffingen blijft stijgen’, constateert Peter Schoenmaker, director Sales & Development bij Graydon. ‘Dat betekent dat de stabilisatie van het Nederlandse bedrijfsleven aanhoudt. De markt groeit nog steeds, maar de basis is stabieler.’
Voor de berekening van de netto-groei van het Nederlandse bedrijfsleven maakt Graydon gebruik van het aantal starters, verminderd met het aantal opheffingen en faillissementen. In vergelijking met het tweede kwartaal van dit jaar zien we dat het aantal starters met 9 procent opnieuw is afgenomen, het aantal faillissementen met 12 procent en het aantal opheffingen met 16 procent juist is toegenomen.
Groei bij financiële instellingen en transportsector
De grootste netto-groei zien we terug bij de financiële Instellingen. Deze groeide in het derde kwartaal van 2016 met 2.962 bedrijven en is daarmee verantwoordelijk voor een kwart van de totale netto-groei van het Nederlandse bedrijfsleven in het derde kwartaal. ‘Deze sector is momenteel een motor voor de Nederlandse economie’, aldus Schoenmaker. ‘Niet alleen groeit de sector het meest in omvang, de financiële Instellingen zijn samen met de transportsector de enige sectoren die een grotere netto-groei laten zien dan in dezelfde periode een jaar geleden.’