
Lengte, gezichtsvorm en stemgeluid spelen anno 2016 nog steeds een grote rol bij de instinctieve keuze van onze leiders, ook in het bedrijfsleven. ‘Dat stamt nog uit het stenen tijdperk.’
Aan het woord is Jaap van Ginneken (1943), psycholoog, communicatiewetenschapper en schrijver. In zijn boek Het Profiel van de Leider – de oerkenmerken van invloed en overwicht laat hij aan de hand van een groot aantal voorbeelden, onderzoeken en studies zien waarom we achter een bepaald type leider aanhobbelen. ‘We blijken onze hoogste leiders nog steeds vaak mede te benoemen en te verkiezen vanwege instinctieve of intuïtieve voorkeuren die nog stammen uit de savanne, uit het stenen tijdperk, uit de primitieve stammenstrijd, waarbij vrouwen vanzelf op het tweede plan kwamen.’
Zie ook: Leiderschap in 4 citaten: kan de CFO betekenis geven?
Volgens Van Ginneken wordt dat voor een groot deel veroorzaakt door CALP, dat staat voor Cognitive Ancestral Leadership Prototype. ‘We hebben een bepaald prototype in ons hoofd van de ultieme leider. Dat kunnen politieke leiders zijn, maar ook leiders van grote bedrijven. Ze zijn vaker bovengemiddeld lang, hebben een lage diepe stem, een symmetrisch lichaam en gezicht en als groep een iets mannelijke vingerratio (een naar verhouding lange ringvinger, red.).’
Opgetild naar leiderschapsstatus
‘Mensen zijn verschillend. Om een of andere reden trekken bepaalde eigenschappen van sommige mensen de aandacht van anderen. Lange jongens bijvoorbeeld, trekken de aandacht als mogelijk goede spelers van basketbal. Dat kan sneller aanleiding geven tot werving en training, waardoor ze inderdaad vaker goede basketballers worden. Op soortgelijke wijze komen jongeren die bewust of onbewust geassocieerd worden met tekenen van leiderschap, ook in zo’n positieve terugkoppelingslus terecht. Daardoor worden ze opgetild naar een leiderschapsstatus.’
De psycholoog/schrijver nam heel wat politieke leiders onder de loep en een groot deel van hen bleek bovengemiddeld lang. Ook presidentskandidaat Donald Trump past perfect in het plaatje. ‘Hij valt bij heel wat Amerikanen in de smaak en dat komt echt niet omdat hij inhoudelijk zo sterk is’, stelt Van Ginneken. Die vlieger gaat overigens niet alleen op voor de westerse wereld, maar ook daarbuiten. ‘Misschien zelfs nog wel meer. Denk aan de huidige Chinese president Xi Jinping, maar ook aan Fidel Castro en Saddam Hoessein. Die waren stuk voor stuk bovengemiddeld lang in vergelijking met hun landgenoten.’
Mensen willen dus letterlijk opkijken tegen hun leider. Leiders die deze extra lengte ontberen, doen er volgens Van Ginneken dan ook alles aan om dit te compenseren. Een van de leiders die last had van het kleinemannensyndroom (ook wel Napoleoncomplex genoemd), was Nicolas Sarkozy. Op de 65ste verjaardag van de D-day-landingen in Normandië voelde de voormalig president zich weinig op zijn gemak tussen de veel grotere Amerikaanse president en de Britse premier. Hij probeerde dit te compenseren door gebruik te maken van… een voetenbankje.
Nederlandse Bokito’s te over
Ook in het Nederlandse bedrijfsleven passen de topmannen volgens Van Ginneken vaak perfect in het plaatje van de ultieme Bokito. En dan gaat het niet alleen om eerdergenoemde uiterlijke kenmerken. Veel topmannen – zowel politieke leiders als commerciële leiders – gaan opvallend vaak in de fout. Wat is het in hun brein dat deze groep uiteindelijk zo vaak overmoedig maakt? ‘Als je kijkt naar verkiezingen van topman of manager van het jaar, blijkt er met de mensen aan de top van deze lijstjes nogal eens wat mis te zijn. Daar zijn heel veel voorbeelden van. Denk aan Cor Boonstra van Philips of Cees van der Hoeven van Ahold.’
Voor het feit dat veel topmensen – of het nou om politici, CEO’s of topsporters gaat – in de fout gaan, is een verklaring. ‘Competitie wordt aangedreven door testosteron. Mensen die vrijwel constant in competitie zijn, ontwikkelen een testosterongevoeligheid. Datzelfde gebeurt in de dierenwereld. Het verandert de hersenen en dat zorgt voor neveneffecten, zoals een honger naar macht en seks.’ Dit thema speelt een belangrijke rol in een ander boek van Van Ginneken: Verleidingen aan de top uit 2013. ‘Wie eenmaal aan de top staat, slaat vaak door in zijn zelfverzekerdheid. Ze nemen het niet zo nauw meer met de financiële regels of rijden een scheve schaats.’
Bokito-quotum
Alles bij elkaar is er volgens Van Ginneken dus wel degelijk iets heel erg vreemds aan de hand met topdirecteuren en met presidenten en premiers. Maar wat is de oplossing om het tij te keren? ‘Misschien moeten we niet een minimum-quotum voor vrouwen instellen, maar een maximum-quotum voor dergelijke alfamannetjes. Een soort Bokito-quotum.’ Wat is zijn advies voor de kleine, rechtshandige topman met een hoge stem en een asymmetrisch gezicht, die het tóch wil gaan maken? ‘Uitzonderingen op de regel zijn er altijd. Maar mis je bepaalde eigenschappen, dan zul je er extra hard aan moeten trekken. Zorg dat je je zo goed mogelijk ontwikkelt om je gebrek aan bovenstaande eigenschappen zo optimaal mogelijk te compenseren.’