
Cybercriminaliteit staat allang niet meer in de kinderschoenen. De digitale dreiging wordt door menigeen erkend en gevreesd. Juist deze erkenning is cruciaal. ‘Bewustwording is de basis om cybercrime terug te dringen.’
Maar liefst 57 procent van de Nederlandse consumenten en bedrijven verwacht eerder slachtoffer te worden van cybercrime dan van een fysieke misdaad. Dit blijkt uit onderzoek van BIT, specialist op het gebied van zakelijk internetgebruik. Wido Potters, Manager Support & Sales bij BIT, begrijpt de angst. ‘Privacy is een groot goed. Het is voor consumenten en bedrijven een nachtmerrie als data op straat komt te liggen. Opvallend is dat maar 20 procent van de Nederlanders de kwaadwillig verwijderde bestanden terugverwacht, terwijl het verdienmodel van cryptolockers juist geënt is op het terugzetten van bestanden na de betaling.’
Zie ook: ‘De kennis van cybercrime is beperkt en versnipperd’
Het percentage geeft volgens Potters wel aan dat Nederlanders cybercrime serieus nemen. ‘Verrassend is het dus wel dat privacygevoelige informatie nog vaak wordt gedeeld. Hoe meer privacygevoelige informatie met de buitenwereld gedeeld wordt, hoe groter de kans dat kwaadwillenden hier misbruik van maken. Hoewel u niet alles zelf in de hand hebt, is bewustwording de basis om cybercrime terug te dringen.’
Meerdere wegen naar Rome
Uit het onderzoek blijkt ook dat het cybergeboefte meerdere manieren probeert om persoonlijke informatie te achterhalen. 71 procent van de ondervraagden is door een onbekend persoon gevraagd naar privacygevoelige informatie en 36 procent heeft deze vraag telefonisch gekregen. Over het algemeen hangt dit samen met de melding dat er een prijs of korting te verkrijgen is.
Hoewel slechts drie procent van de Nederlanders bereid is om via de telefoon of e-mail privacygevoelige informatie te delen met een onbekende, staat maar liefst een kwart van de Nederlanders open om informatie achter te laten op onbekende websites. Om kans te maken op een prijs of korting, delen Nederlanders vooral e-mailadres (56 procent), voor- (47 procent) en achternaam (39 procent) en woonplaats (38 procent).