
Bedrijven met betalingsproblemen maken meer kans op een succesvolle reorganisatie als de rechten van schuldeisers opgeschort worden. Om het management van een bedrijf tijdig surseance aan te laten vragen, is het belangrijk dat zij zeggenschap behouden na uitstel van betaling. Dit staat in het onderzoek ‘In vier stappen naar efficiëntere faillissementswetgeving’ van het Centraal Planbureau (CPB).
Op dit moment overweegt zowel Nederland als Europa de insolventiewetgeving aan te passen om het reorganiserend vermogen van de economie te vergroten. In Nederland kunnen vier beleidsopties de reorganisatiemogelijkheden voor bedrijven met betalingsproblemen vergroten:
- Maak in de wet onderscheid tussen meerdere categorieën concurrente schuldeisers, waarbij iedere categorie verschillend gewogen wordt. Creëer tevens mogelijkheden om schuldvorderingen om te zetten in preferente aandelen. Financiers en eigenaren kunnen dan van tevoren bepalen in welke categorie een financieringsovereenkomst valt.
- Voer een debtor‐in‐possession‐procedure in bij surseance. Dit geeft het management van een bedrijf met betalingsproblemen een prikkel om eerder surseance aan te vragen en om na de aanvraag meer informatie te delen met de bewindvoerder en de schuldeisers. Internationaal gezien springt Nederland in het oog door afwezigheid van een debtor‐in‐ possession‐procedure, de meeste ontwikkelde economieën hebben wel een dergelijke procedure.
- Schort de rechten van schuldeisers met onderpand bij surseance en faillissement op. Dit helpt een crediteurenrun te voorkomen en bevordert de kans op een succesvolle doorstart.
- Om te voorkomen dat individuele schuldeisers een doorstart bij surseance dwarsbomen, is een dwangakkoord buiten faillissement nodig. Het huidige voorstel Wet Continuïteit Ondernemingen II (WCO II)voorziet daarin, maar een scherpere en wettelijk vastgelegde indeling van klassen van schuldeisers voorkomt meningsverschillen tijdens de procedure. Het vergroot langs die weg de deal‐certainty.
Voor verbetering vatbaar
Een efficiënte faillissementswet draagt bij aan een economie die zich snel aanpast aan veranderende omstandigheden, zoals economische crises en nieuwe technologische ontwikkelingen. De huidige Nederlandse wetgeving lijkt voor verbetering vatbaar: slechts 2,5 procent van de bedrijven in Nederland die hun schulden niet kunnen betalen maakt een succesvolle doorstart, terwijl dit in de Verenigde Staten tien procent is. Ook het aandeel aanvragen voor een uitstel van betaling ligt in Nederland met vier procent van het totaal aantal jaarlijkse faillissementsaanvragen veel lager dan bijvoorbeeld in de Verenigde Staten.