
Bij schadeclaims als een vennootschap failliet gaat, zijn bestuurders en commissarissen veelvuldig de zondebok. De topbestuurders worden onzeker zodra zij voor de rechter moeten verschijnen.
Voor haar onderzoek naar bestuurdersaansprakelijkheid bestudeerde jurist Thy Pham onder meer een selectie rechterlijke uitspraken uit de periode 2003-2013. Hoewel in 85 procent van de zaken sprake was van een faillissement, blijkt dat echter geen significante factor voor het toewijzen van bestuurdersaansprakelijkheid door de rechter.
Zie ook: Raad van Commissarissen: tijd voor een psycholoog
In een groot deel van de bestudeerde uitspraken blijkt dat een rechter een bestuurder persoonlijk aansprakelijk houdt vanwege evident ernstig verwijtbare gedragingen. Daarbij is opzettelijke benadeling van de vennootschap of schuldeisers van de vennootschap in het spel.
Good corporate governance
Pham stelt dat het vanuit het idee van good corporate governance wenselijk is dat bestuurders en commissarissen in beginsel niet gedechargeerd mogen worden voor opzettelijk benadelende gedragingen, waaronder ook fraude. Verder pleit ze voor subjectief goede trouw van bestuurders als voorwaarde voor een geldige decharge. Een dergelijke standaard is een beter marketinginstrument voor goed ondernemingsbestuur.
In zaken waarbij opzet geen rol speelde, blijkt de rechter zich te richten op specifieke normschending en voorzienbare schade. Het nemen van risicovolle beslissingen, zelfs (achteraf bezien) excessief hoge risico’s, vormde geen doorslaggevende factor voor toewijzing van aansprakelijkheid. Angstige bestuurders kunnen een gevaar vormen voor de continuïteit van een onderneming. Zij zijn onnodig risicomijdend, nalatig of geven in het geheel geen uitvoering aan hun bestuurstaak.