
Transparantie is tegenwoordig een maatschappelijk toverwoord. Alles moet transparant zijn. Maar wat bedoelen we er mee? En hoe gaan we met die transparantie om.
Vensterglas is het ultieme voorbeeld van transparantie. Je kijkt er dwars doorheen. Daarmee weet je niets over het glas, maar zie je wel wat er achter ligt. Deze transparantie is gevaarlijk want het glas is er wel, maar je ziet het niet en dus kun je er tegenaanlopen of vliegen. Daarom wordt vensterglas beplakt met vogelsilhouetten of logo’s om te waarschuwen dat de transparante materie je tegen kan houden en je schade kan berokkenen. Dat levert een interessante paradox op: transparantie wordt alleen herkenbaar door delen ervan ondoorzichtig te maken.
Zie ook: Commissie Ottow eist transparantie bij bankbestuurders
Gewoon transparant vensterglas helpt niet om de wereld erachter beter waar te nemen. Het glas vertekent de werkelijkheid erachter een beetje door de brekingsindex en kan door spiegeling ertoe leiden dat de waarnemer zichzelf ziet in plaats van de wereld achter het glas.
Pas door het glas te slijpen en er lenzen van te maken, helpt dit transparante materiaal om de wereld achter het glas beter waar te nemen door deze dichterbij te halen met een telescoop of uit te vergroten met een microscoop. Dat heeft voordelen omdat de waarnemer dan details beter kan zien, maar als nadeel dat er op het detail gefocust wordt en dat de context niet te zien is. Hier is de paradox dat meer inzicht ten koste gaat van het overzicht.
Waarneming interpreteren
Ook door een lens kijk je naar wat er achter ligt. De transparantie van het glas en de kromming ervan zijn een hulpmiddel bij het waarnemen van iets anders en geen doel op zich.
Als er dus voor volledige transparantie gepleit wordt, dan vraagt de pleiter om iets waar hij dwars door heen kan kijken zonder enig inzicht te krijgen in de transparante materie, maar wel met het risico zich eraan te bezeren. Hij pleit dus voor ‘doorzicht’. Maar eigenlijk wil hij weten wat er achter de transparante materie ligt. Dan gaat het dus om ‘inzicht’ in de achterliggende materie. Inzicht krijg je alleen als je geleerd hebt waar te nemen en weet hoe je de waarneming moet interpreteren. Daarvoor heeft de waarnemer kennis en vergelijkingsmateriaal nodig. Pas dan kan hij de achterliggende wereld begrijpen en daar desgewenst een oordeel over hebben.
De derde paradox is dus dat ‘transparantie’ niet uitsluitend eisen stelt aan het waar te nemen object (de organisatie, de beloning van de RvB etc.) maar ook aan de waarnemer.
Laten we als voorbeeld de patholoog- anatoom nemen, die via de microscoop menselijk weefsel onderzoekt op de aanwezigheid van eventuele kwaadaardige cellen. Het te onderzoeken weefsel (biopt) wordt geprepareerd, waarbij alle overbodige informatie wordt verwijderd, die de waarneming vertroebelt.
De patholoog-anatoom heeft veel kennis en ervaring nodig om te kunnen zien of er iets mis is. Hij gebruikt daarbij ook veel vergelijkingsmateriaal in de vorm van beelden van gezonde en zieke weefsels om tot zijn oordeel te komen. Dat oordeel is of er wel of geen kwaadaardige cellen in het weefsel zitten. Daarbij moet de patholoog rekening houden met ‘vals positieve’ (ik denk iets te zien, maar er is toch niets aan de hand) en ‘vals negatieve’ (ik mis een situatie, die wel kwaadaardig is) uitslagen. Om dat risico te beperken laat hij soms een collega ook zijn oordeel geven.
De patholoog geeft zijn oordeel niet aan de patiënt, maar aan een andere dokter, de oncoloog, die het bredere perspectief van de patiënt bekijkt en tot een integraal beeld komt. Er zijn dus twee deskundigen nodig om tot een afgewogen oordeel te komen. De leek kan dit niet. Het beeld onder de microscoop geeft hem geen inzicht, omdat hij niet kan beoordelen wat hij ziet. Hij kan het beeld ook niet in een breder perspectief plaatsen
Iets kwaadaardigs bij bedrijven
In de medisch wereld vinden we deze werkwijze vanzelfsprekend. Als het gaat om informatie over bedrijven, het openbaar bestuur of maatschappelijke situaties, dan gaan we er vanuit dat ‘transparantie’ genoeg is en dat de waarnemer niet getraind hoeft te zijn of vergelijkingsmateriaal hoeft te hebben om tot een oordeel te komen. Dan menen veel mensen al snel ‘iets kwaadaardigs’ te zien en pleiten zij voor ‘ingrijpen’.
Transparantie in de betekenis van ‘doorzicht’ is nutteloos. Het gaat om inzicht. Voor inzicht heb je nodig:
- De juiste informatie;
- kennis en ervaring om die informatie te begrijpen;
- vergelijkingsmateriaal met andere situaties;
- Eventueel en andere deskundige die desgewenst het materiaal opnieuw kan beoordelen of in een breder perspectief plaatsen;
- het vermogen om op basis van de informatie tot een oordeel te komen.
‘Transparantie’ stelt dus minstens zo veel eisen aan de ontvanger van informatie als aan de verstrekker ervan.
Dr. Ir. Hans Hoek