
Een nieuw kabinet laat op zich wachten, maar welke fiscale wijzigingen kunt u in 2018 verwachten? Een overzicht over onder andere fiscale ondernemersregelingen, dividendbelasting en verbreding grondslag vennootschapsbelasting.
De specialisten van accountantsorganisatie EY hebben een inschatting gemaakt over mogelijke fiscale wijzigingen in 2018. Zonder nieuw kabinet zullen de veranderingen beperkt blijven.
Evaluatie fiscale ondernemersregelingen
De minister van Economische Zaken heeft op 18 mei 2017 een evaluatie van fiscale ondernemersregelingen naar de Tweede Kamer gestuurd. Daarin is effectiviteit en doelmatigheid van acht regelingen geëvalueerd: zelfstandigenaftrek, kleinschaligheidsinvesteringsaftrek, startersaftrek, startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid, willekeurige afschrijving starters, fiscale oudedagsreserve, meewerkaftrek en mkb-winstvrijstelling.
Uit de evaluatie blijkt onder andere dat de administratieve lasten van ondernemers deels bepaald worden door het urencriterium, omdat voor veel regelingen een administratie van de gewerkte uren moet worden bijgehouden. Uit eerder onderzoek is overigens ook al gebleken dat het urencriterium vaak een knelpunt is. Daarnaast geldt voor de investeringsgerelateerde regelingen dat investeringen gemotiveerd moeten worden om te bezien welke investeringen voor een dergelijke regeling in aanmerking komen. Hier kan discussie over ontstaan met de Belastingdienst.
Status: Op dit moment ligt er geen concreet wetsvoorstel of voornemen om de fiscale ondernemersregelingen aan te passen. Het kan echter niet worden uitgesloten dat de evaluatie daartoe aanleiding geeft.
Zie ook: Fiscalisten willen minder complex belastingstelsel
Dividendbelasting: Inhoudingsplicht voor houdstercoöperaties en uitbreiding inhoudingsvrijstelling
Op 16 mei 2017 heeft het Ministerie van Financiën een internetconsultatie opengesteld met conceptwetgeving omtrent de inhoudingsplicht van houdstercoöperaties. Om belastingontwijking tegen te gaan, worden houdstercoöperaties inhoudingsplichtig voor de dividendbelasting voor uitdelingen aan houders van kwalificerende lidmaatschapsrechten.
Om ervoor te zorgen dat het reële coöperatieve bedrijfsleven zo veel mogelijk buiten de inhoudingsplicht blijft, geldt dit alleen voor houdstercoöperaties waarvan de feitelijke werkzaamheden voor 70 procent of meer bestaan uit het houden van deelnemingen of het direct of indirect financieren van met haar verbonden lichamen of natuurlijke personen.
In datzelfde conceptwetsvoorstel is een uitbreiding van de inhoudingsvrijstelling opgenomen voor dividenduitkeringen naar derde landen waarmee Nederland een belastingverdrag heeft gesloten dat voorziet in een dividendbepaling. Deze uitbreiding van de inhoudingsvrijstelling gaat gepaard met een aanscherping van de antimisbruikbepalingen in de dividendbelasting en vennootschapsbelasting.
Status: De internetconsultatie is op 13 juni 2017 gesloten. Het wetsvoorstel wordt verwacht op Prinsjesdag 2017. Beoogd is dat de wijzigingen met ingang van 1 januari 2018 in werking treden.
Verlaging tarief vennootschapsbelasting
Het tarief van de vennootschapsbelasting gaat vanaf 2018 omlaag. Dit was al opgenomen in het Belastingplan 2017. Het tarief van de vennootschapsbelasting wordt verlaagd door de eerste schijf per 2018, 2020 en 2021 te verlengen. De tarieven zijn dan als volgt:
Eerste schijf | Tarief | Tweede schijf | Tarief | |
2017 | € 0 – € 200.000 | 20% | € 200.000 en meer | 25% |
2018 | € 0 – € 250.000 | 20% | € 250.000 en meer | 25% |
2019 | € 0 – € 250.000 | 20% | € 250.000 en meer | 25% |
2020 | € 0 – € 300.000 | 20% | € 300.000 en meer | 25% |
2021 | € 0 – € 350.000 | 20% | € 350.000 en meer | 25% |
Het kabinet heeft daarbij opgemerkt dat het verwacht dat het tarief van de vennootschapsbelasting in de toekomst verder omlaag kan. Mede als gevolg van de maatregelen tegen belastingontwijking (in het kader van BEPS en de Europese anti-belastingontwijkingsrichtlijn), zal de concurrentie om de vestiging van multinationals verschuiven van “grondslag” naar “tarief”.
Status: De tariefsverlaging was al opgenomen in het pakket Belastingplan 2017 en treedt per 1 januari 2018 in werking.
Voorkoming dubbele verliesneming bij afwaardering vorderingen
In een motie van de Tweede Kamer is de regering verzocht om dubbele verliesneming bij de afwaardering van een vordering buiten fiscale eenheid (voor de vennootschapsbelasting) maar binnen een concern onmogelijk te maken.
In zijn brief van 30 maart 2017 heeft de staatssecretaris van Financiën opgemerkt dat hij in het Belastingplan 2018 zal voorstellen om de bestaande bepaling tegen dubbele verliesneming uit te breiden. Daarbij heeft de staatssecretaris aangegeven dat mogelijk nog andere flankerende maatregelen in de vennootschapsbelasting nodig zijn.
Status: Deze maatregel zal worden opgenomen in het Belastingplan 2018.
Verbreding grondslag vennootschapsbelasting
Op 24 januari 2017 heeft de Tweede Kamer een aantal moties aangenomen die waren ingediend bij het debat over belastingontwijking. In één van die moties wordt de regering verzocht om met voorstellen te komen om de grondslag van de vennootschapsbelasting te verbreden en bij de terugsluis van de opbrengsten het evenwichtiger maken van de fiscale behandeling van eigen en vreemd vermogen mee te nemen.
Status: In de motie is verzocht om dit mee te nemen in het Belastingplan 2018. Onzeker is in hoeverre dit daadwerkelijk in het Belastingplan 2018 zal worden opgenomen.
Herziening btw-aftrek op kosten van kostbare diensten
Per 1 januari 2018 moet de btw-aftrek op kosten van zogenoemde kostbare diensten worden herzien. Dat is althans het plan van het kabinet. Onder kostbare diensten worden (investerings)diensten verstaan die aan een ondernemer worden verricht en door die ondernemer over langere tijd binnen zijn onderneming worden gebruikt. Deze diensten worden doorgaans op de balans geactiveerd en over meerdere jaren afgeschreven.
Blijkens de voorgestelde wijzigingen zullen per 1 januari 2018 kostbare diensten voor de aftrek van btw op dezelfde manier moeten worden behandeld als (vaste) investeringsgoederen. De aftrek van btw op de aankoop van diensten die betrekking hebben op onroerende zaken, wordt dan maximaal tien jaar getoetst. Voor de aftrek van de btw op aankoop van overige investeringsdiensten wordt dat maximaal vijf jaar. Waar het werkelijke gebruik (belast en/of vrijgesteld) in deze latere herzieningsjaren meer dan 10 procent afwijkt van het oorspronkelijke gebruik in het eerste boekjaar, moet – net als nu bij investeringsgoederen – de in aftrek gebrachte btw worden herzien.
Status: Het plan is ter internetconsultatie aangeboden. Het is aannemelijk dat het daarna wordt opgenomen in het pakket Belastingplan 2018.
Aanscherping definitie geneesmiddelen in de btw
Het kabinet heeft voorgesteld om de voorwaarden voor toepassing van het verlaagde btw-tarief voor geneesmiddelen in de btw aan te scherpen. Met ingang van 1 januari 2018 geldt als extra voorwaarde dat voor het geneesmiddel een (parallel)handelsvergunning moet zijn afgegeven, dan wel hiervoor een expliciete vrijstelling is toegekend.
Het doel van het verlaagde btw-tarief is om bepaalde bijzonder noodzakelijk geachte goederen, zoals geneesmiddelen, goedkoper en dus toegankelijker te maken voor de eindconsument.
In 2016 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen waarin werd geoordeeld dat zonnebrandmiddelen met UVA- of UVB- filter en natriumfluoridehoudende tandpasta voor de btw kwalificeren als geneesmiddel. Dit leidt volgens het kabinet tot een niet-beoogde uitbreiding van de toepassing van het verlaagde btw-tarief, een budgettaire derving en complexe afbakenings- en uitvoeringsproblematiek.
Met de voorgestelde aanscherping beoogt het kabinet de definitie van geneesmiddel voor de btw terug te brengen naar het doel van het verlaagde btw-tarief en de maatschappelijke opvatting over hetgeen een geneesmiddel is.
Status: Op 17 juli 2017 is het conceptwetsvoorstel ter internetconsultatie aangeboden.
Bron: EY