
Rutte III wijzigt een aantal punten in de sociale zekerheid, waaronder de opbouw van de transitievergoeding. AWVN heeft de consequenties berekend.
AWVN-adviseur Ian Lendering stelt dat de hogere opbouw komt te vervallen en de overgangsregeling voor 50-plussers gehandhaafd blijft.
1. Werknemers krijgen vanaf het begin van hun arbeidsovereenkomst recht op een transitievergoeding in plaats van na twee jaar.
2. De hogere opbouw na een dienstverband van 10 jaar of langer komt te vervallen: voor elk jaar gaat de transitievergoeding een derde maandsalaris bedragen.
3. De overgangsregeling voor 50-plussers blijft gehandhaafd (niet duidelijk is welke overgangsregeling dit is, waarschijnlijk de hogere vergoeding bij een dienstverband van 10 jaar of meer die volgens de huidige wet met ingang van 1 januari 2020 vervalt).
Zie ook: Financieel topman Crown van Gelder vecht tevergeefs ontslag aan
Ook op een aantal andere aspecten wordt de transitievergoeding gewijzigd:
4. Compensatie voor de werkgever voor de betaalde transitievergoeding bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst na langdurige arbeidsongeschiktheid.
5. De mogelijkheid om bij cao van de transitievergoeding af te wijken (alleen mogelijk bij ontslag om bedrijfseconomische redenen).
6. De mogelijkheid om scholingskosten in mindering te brengen op de transitievergoeding
7. De overbruggingsregeling voor kleine werkgevers.
8. De situatie waarin een werkgever zijn bedrijf beëindigt wegens pensionering of ziekte.
Voor de wijzigingen vermeld onder 4 en 5 (compensatie en afwijkingsmogelijkheid) was reeds in maart 2017 door de toenmalige minister van SZW, Asscher, een wetsvoorstel ingediend. Dit voorstel wordt door het huidige kabinet gehandhaafd. Voor de overige wijzigingen was tijdens het schrijven van deze notitie, begin november 2017, nog geen wetsvoorstel ingediend. Wanneer dit gaat komen is nog onbekend, maar logischerwijs zal dat niet eerder dan in 2018 het geval zijn.
Deze notitie gaat in op de plannen om de opbouw van de transitievergoeding aan te passen, voor zover deze uit het regeerakkoord van het kabinet Rutte III kenbaar zijn.
Transitievergoeding: kostenverhogend en -verlagend
De kabinetsplannen om de transitievergoeding aan te passen hebben voor werkgevers zowel kostenverhogende als kostenverlagende effecten. Voor de individuele werkgever zullen de effecten afhangen van de leeftijd en diensttijd van zijn medewerkers.
De tabel hieronder geeft een overzicht van de effecten op de transitievergoeding wanneer:
1. Werknemers vanaf het begin van hun arbeidsovereenkomst recht krijgen op een transitievergoeding in plaats van na twee jaar.
2. De hogere opbouw na een dienstverband van langer 10 jaar of langer komt te vervallen: voor elk jaar gaat de transitievergoeding een derde maandsalaris bedragen.
3. De overgangsregeling voor 50-plussers blijft gehandhaafd.
De horizontale regel in de tabel geeft het aantal dienstjaren aan. Leeftijd wordt weergegeven in de verticale kolom.
De met rood gearceerde kolom geeft aan dat werknemers vanaf het begin van hun arbeidsovereenkomst recht krijgen op een transitievergoeding in plaats van na twee jaar.
Het met geel gearceerde deel van de tabel laat zien wanneer de kabinetsplannen negatieve gevolgen hebben voor de hoogte van de transitievergoeding. Het maximale effect is -25% en geldt voor werknemers van 47 – 50 jaar met betrekkelijk veel dienstjaren (ca. 30 dienstjaren).
Voor de vergelijkbaarheid is in de volgende tabel de gevolgen weergegeven van de ongewijzigd voortzetting van de transitievergoeding.
De tabel geeft een overzicht van de effecten op de transitievergoeding wanneer:
1. Werknemers pas na twee jaar na het begin van hun arbeidsovereenkomst recht krijgen op een transitievergoeding.
2. De hogere opbouw na een dienstverband van 10 jaar of langer blijft gehandhaafd.
3. De overgangsregeling voor 50-plussers in 2020 vervalt.
