
Om in de informatiebehoeften van het maatschappelijk verkeer te kunnen voorzien, moeten alle jaarrekeningen op een zoveel mogelijk identieke wijze worden opgesteld. De wetgever heeft dat erkend en heeft voorschriften gegeven die bij het opstellen van jaarrekeningen in acht moeten worden genomen. Door het niet op de balans opnemen van verplichtingen, activa en regelingen kan een onderneming het vermogen en resultaat er rooskleuriger doen uitzien. Daarom hebben de wetgever en de RJ zich erover uitgesproken welke informatie ten aanzien van niet in de balans opgenomen verplichtingen, activa en regelingen in de toelichting moeten worden vermeld.
Daarnaast wordt bijzonder belang toegekend aan de Richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ). De RJ heeft als doel de kwaliteit van de externe verslaggeving, in het bijzonder van de jaarrekening, binnen Nederland door rechtspersonen en andere organisaties te bevorderen. De RJ tracht dit te bereiken door:
het publiceren van stellige uitspraken en aanbevelingen inzake externe verslaggeving;
het gevraagd en ongevraagd adviseren van de overheid en van andere regel- gevende instanties aangaande voorschriften inzake externe verslaggeving.
Zie ook: Risicomanagement en de internal audit functie
In internationaal verband worden normen voor het opstellen van de jaarrekening gepubliceerd in de vorm van Europese richtlijnen die betrekking hebben op de in- richting en openbaarmaking van de jaarrekening. Deze richtlijnen leiden dwingend tot daarop aansluitende nationale wetgeving. Daarnaast heeft de Europese Unie vanaf 2005 de door de International Accounting Standards Board (IASB) uitgevaardigde International Accounting Standards verplicht gesteld voor de naar het recht van de lidstaten opgerichte beursgenoteerde ondernemingen en dochtermaatschappijen van beursgenoteerde ondernemingen in de Europese Unie. Daarnaast wordt IFRS gevolgd door niet-controleplichtige ondernemingen die kiezen voor rapportage volgens IFRS.
Stramien: grondslagen
De RJ heeft het door de IASB in 1989 gepubliceerde ‘Conceptual Framework’ letterlijk vertaald en als ‘Stramien voor de opstelling en vormgeving van jaarrekeningen’, hierna het Stramien, gepubliceerd. Volgens het Stramien dient bij het opstellen van de jaarrekening van twee grondslagen te worden uitgegaan, dit zijn:
1. het toerekeningsbeginsel (RJ 930.22); het toerekeningsbeginsel houdt in dat de gevolgen van transacties en andere gebeurtenissen niet in de jaarrekening worden verwerkt op het moment waarop de hiermee verband houdende geld- middelen worden ontvangen of betaald, maar op het moment waarop de trans- acties worden gesloten of de gebeurtenissen zich voordoen;
2. het continuïteitsbeginsel (RJ 930.23); het continuïteitsbeginsel houdt in dat bij
het opstellen van de jaarrekening wordt uitgegaan van de veronderstelling dat de continuïteit van de onderneming is gewaarborgd en dat deze dus in de afzienbare toekomst haar bedrijf zal voortzetten.
Naast de hiervoor genoemde grondbeginselen bestaat nog een viertal andere beginselen die in acht genomen moeten worden, te weten:
1. het realisatiebeginsel; volgens het realisatieprincipe mogen winsten pas worden genomen als voldoende zeker is dat ze zijn behaald;
2. het voorzichtigheidsbeginsel; volgens het voorzichtigheidsbeginsel worden
winsten geboekt op het moment dat voldoende zeker is dat ze zijn behaald, verliezen daarentegen worden genomen zodra ze zijn geconstateerd;
3. het matchingbeginsel; volgens het matchingbeginsel worden de kosten zo veel mogelijk in die periode verantwoord waarin de met die kosten samenhangende opbrengsten worden behaald; en
4. het bestendigheids- of stelselmatigheidsbeginsel; het bestendigheids- of stelselmatigheidsbeginsel wordt onderscheiden in:
gelijktijdige bestendigheid: dit houdt in dat soortgelijke posten of activiteiten op soortgelijke wijze in de jaarrekening moeten worden verwerkt; en volgtijdige bestendigheid: dit houdt in dat eenmaal gekozen grondslagen van waardering, winstbepaling en presentatie van periode tot periode blij- ven gehandhaafd, tenzij zich bijzondere omstandigheden voordoen.
Voorzichtigheidsbeginsel
Soms zijn er twee of meer beginselen met elkaar in strijd. In dat geval weegt over het algemeen het voorzichtigheidsbeginsel het zwaarst. Het realisatiebeginsel en het voorzichtigheidsbeginsel zijn wettelijk verankerd in artikel 384 lid 2 Boek 2 BW:
‘Bij de toepassing van de grondslagen wordt voorzichtigheid betracht. Winsten worden slechts genomen, voor zover zij op balansdatum zijn verwezenlijkt.’
Door middel van het hanteren van het voorzichtigheidsbeginsel moet op de juiste wijze aandacht worden besteed aan de onzekerheden die bij het opstellen van jaarrekeningen onvermijdbaar zijn. Het voorzichtigheidsbeginsel kan echter ook worden misbruikt. Vooral bij posten als voorzieningen, waarbij schattingen inzake toekomstige verplichtingen gemaakt dienen te worden, is er voor de onderneming ruimte om, met een beroep op het voorzichtigheidsbeginsel vermogen en resultaat enigszins pessimistisch voor te stellen. Hierdoor kan winststuring plaatsvinden.
Door bij het maken van schattingen op een adequate wijze rekening te houden met de bestaande onzekerheden, dient men te voorkomen dat activa of baten te hoog en schulden en kosten te laag worden weergegeven.
Aan de andere kant kan een onderneming door het niet op de balans opnemen
van verplichtingen, activa en regelingen het vermogen en resultaat er rooskleuriger doen uitzien. Daarom hebben de wetgever en de RJ zich erover uitgesproken welke informatie ten aanzien van niet in de balans opgenomen verplichtingen, activa en regelingen in de toelichting moet worden vermeld. Dat is ook het onderwerp van deze e-learning.
Volgens het Stramien gelden bij het opstellen van de jaarrekening, naast deze grondbeginselen, kwantitatieve kenmerken. Deze aan de jaarrekening te stellen eisen zorgen er, als deze door de samenstellers van de jaarrekening op de juiste wijze worden toegepast, voor dat de in de jaarrekening opgenomen informatie voor zo veel mogelijk gebruikers nuttig is, omdat bij een juiste toepassing van deze ken- merken de jaarrekening zoveel mogelijk op een uniforme wijze wordt samengesteld.
De vier belangrijkste kwalitatieve kenmerken zijn:
1. begrijpelijkheid;
2. relevantie;
3. betrouwbaarheid;
4. vergelijkbaarheid.
Er kan sprake zijn van strijdigheid tussen de kwalitatieve kenmerken begrijpelijkheid en relevantie. Een voorbeeld van deze schijnbare strijdigheid is het verstrek- ken van informatie over niet in de balans opgenomen verplichtingen. Het is in dat geval de kunst om deze ingewikkelde, maar relevante en daarom onmisbare, informatie zo begrijpelijk mogelijk weer te geven.
Ook tussen relevantie en betrouwbaarheid kan sprake zijn van strijdigheid. Hierbij kan worden gedacht aan informatie die relevant is, maar waarvan het niet of nau- welijks mogelijk is een betrouwbare schatting van de geldelijke omvang van deze informatie te maken. Deze nooit geheel te vermijden problematiek kan vaak wor- den opgelost door de relevante informatie niet in de balans en winst-en-verliesre- kening, maar in de toelichting bij de jaarrekening te vermelden. Op deze wijze kan een aanvaardbaar compromis tussen de eisen relevantie en betrouwbaarheid wor- den bereikt.
Dit zijn dan ook de afwegingen die voor zover de wet dat toestaat moeten worden gemaakt ten aanzien van niet in de balans opgenomen verplichtingen, activa en regelingen.
Permanente Educatie (PE): Niet in de balans opgenomen verplichtingen, activa en regelingen
Na het volgen van de PE-cursus Niet in de balans opgenomen verplichtingen, activa en regelingen bent u in staat om:
- het belang van wet- en regelgeving voor de vergelijkbaarheid en transparantie van informatie in de jaarrekening met voorbeelden te motiveren;
- de gevolgen voor de presentatie van de financiële verhoudingen en resultaten van een onderneming door het niet in de balans opnemen van verplichtingen, activa en regelingen toe te lichten;
- de algemene activeringscriteria om een actief in de balans te verwerken te noemen;
- onderscheid te maken in wanneer een verplichting, actief of regeling al dan niet in de balans moet worden verwerkt;
- de verschillende soorten niet in de balans opgenomen verplichtingen, activa en regelingen te onderscheiden en de daaraan gestelde informatie-eisen te benoemen;
- vrijstellingen voor middelgrote en kleien rechtspersonen aan te geven;
- belangrijke verschillen tussen de RJ en IFRS te benoemen.