
Loslaten of vasthouden? That’s the question. De Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) schrijft nieuwe standaarden die van toepassing zijn op de Nederlandse situatie. Maar het lijkt een tweesporenbeleid: enerzijds het accepteren van de toepassing van IFRS, anderzijds het vasthouden aan oude Nederlandse gewoonten.
Door Aziz el Barnoussi en Ferdy van Beest
Of het één beter is dan het ander gaan wij niet over, maar welke problemen gaat het opleveren met betrekking tot de vergelijkbaarheid en cherry picking?
De IASB (IFRS 16) en FASB (842) hebben, na jaren van gezamenlijke inspanning, een nieuwe leasestandaard opgesteld, geldig voor periodes vanaf 1 januari 2019. De RJ heeft recent voorstellen gedaan om de huidige leasestandaard RJ 292 aan te passen.

De RJ biedt daarbij de mogelijkheid om IFRS 16 integraal toe te passen, maar tegelijkertijd behouden ze voor de Nederlandse context de mogelijkheid om operational leases toe te passen, waar de IASB recentelijk definitief van is afgestapt met de introductie van IFRS 16. Eerder heeft de RJ in de jaareditie 2018 de Uiting 2018-6 een voorstel gedaan om toepassing van de verslaggevingsaspecten uit zowel IFRS 9, 15 en 16 binnen de Nederlandse grondslagen mogelijk te maken. De RJ streeft ernaar de aanpassingen van de desbetreffende alinea’s op korte termijn definitief te maken en van toepassing te laten zijn voor verslagjaren die beginnen op of na 1 januari 2020.
Definitie van een lease
Naast de optie om IFRS 16 integraal toe te passen onderzoekt de RJ de mogelijke invloed van IFRS 16 op hoofdstuk 292 Leasing. De RJ is voornemend om alinea’s 105 t/m 10 te vervangen door de bepalingen uit IFRS 16. Deze alinea’s zijn gebaseerd op IFRIC 4 Determining whether an arrangement contains a lease. Met het op 1 januari van kracht worden van IFRS 16 is onder meer IFRIC 4 vervallen. De RJ stelt daarom voor de hoofdlijnen van de bepalingen in IFRS 16 over dit onderwerp op te nemen in hoofdstuk 292. Hiermee past de RJ de definitie van een lease aan van IFRIC 4 naar IFRS 16:
Leasedefinitie wordt opgerekt onder IFRS 16
Zoals uit bovenstaande schema blijkt, heeft de RJ het voornemen de definitie van een lease uit IFRS 16 integraal over te nemen. We kunnen een conceptueel verschuiving waarnemen, van een benadering gebaseerd op een risico en beloning (risks en reward) naar een controlbenadering. In een eerder artikel ‘IFRS 16, bent u er echt klaar voor’ hebben we reeds betoogd dat de leasedefinitie is opgerekt onder IFRS 16. Dit betekent dat contracten anders gelezen en beoordeeld moeten worden. Veel van de sale- en leasebackconstructies, veelal bedoeld om een snelle verbetering van de liquiditeit en/ of solvabiliteit te bewerkstelligen, worden nu waarschijnlijk als een leasecontract beschouwd en dus als zodanig onder RJ 292 beschreven moeten worden in de ‘niet uit de balans blijkende verplichting’. Ondanks dat het aanpassen van de definitie niet leidt tot meer opname van finance leases op de balans leidt dit wel tot het sneller opnemen van operationele leases in de toelichting op de jaarrekening. Eenvoudigweg omdat meer contract als lease worden bestempeld. Dit effect wordt enigszins beperkt door de overgangsbepaling voor leases die aangegaan zijn na 1 januari 2007. Bovendien heeft men de keuze om de nieuwe kwalificatiebepalingen prospectief of retrospectief toe te passen.

Faciliteren dat een rechtspersoon aansluiting houdt
Naast het feit dat de RJ aanpassingen wilt doen wat betreft de definitie van een lease in hoofdstuk 292 paragraaf 105 – 110, is de RJ tevens van plan om het integraal gebruik van IFRS 16, in plaats van RJ 292 toe te staan. Op deze wijze beoogt de RJ te faciliteren dat bijvoorbeeld een rechtspersoon, die op basis van de RJ zijn jaarrekening opmaakt voor de verwerking van leaseovereenkomsten, aansluiting houdt met haar (buitenlandse) moedermaatschappij die rapporteert op basis van IFRS.
Langer off balance presenteren
Dit betekent voor de rechtspersonen die IFRS 16 toepassen in plaats van RJ 292, dat operationele leasecontracten niet langer off balance mogen worden gepresenteerd. In plaats daarvan moeten alle leasecontracten als finance lease worden verwerkt. Het gevolg hiervan is gebrekkige vergelijkbaarheid, aangezien operationele leaseverplichtingen onder RJ 292 niet op de balans worden gepresenteerd. Men kan volstaan met een verwijzing in de toelichting. De RJ heeft, in tegenstelling tot de eerdergenoemde aanpassing pararaaf 105 – 110, geen overgangsbepaling opgenomen over IFRS 16 maar de verwachting is dat het vanaf 2020 toegepast kan worden. RJ rapporterende rechtspersonen kunnen vanaf 2020 het overgangsmoment naar IFRS 16 zelfstandig bepalen.

Discussie: vergelijkbaarheid en cherry picking
Het toepassen van Nederlandse grondslagen in combinatie met IFRS plug ins als IFRS 16, leidt tot een verregaande hybride vorm van RJ en IFRS. In ons artikel ‘IFRS 16, bent u er echt klaar voor’ hebben wij reeds uitgebreid gewezen op de verregaande consequenties van IFRS 16 op de boekhouding, systemen, processen en zelfs financiering van ondernemingen. De gevolgen voor Nederlandse ondernemingen die eerder IFRIC 4 toepasten zullen vergelijkbaar zijn met ondernemingen die volledig volgens IFRS rapporteren en zullen leiden tot veel meer geconstateerde leasecontracten (The impact of IFRS 16 Leases on the financial statements of lessees, Arnolds, Tahtah, 2017, MAB). Een van de hoofdredenen voor de IASB om een nieuwe lease standaard te ontwikkelen, is om transparantie en vergelijkbaarheid te bevorderen. Aangezien de RJ zowel RJ 292 als IFRS 16 beschikbaar stelt zal dit ongetwijfeld leiden tot minder vergelijkbaarheid van Nederlandse rechtspersonen.
Een stap naar meer flexibiliteit voor ondernemingen
De RJ lijkt met het toestaan van meerdere IFRS plug-ins (IFRS 9, 15 en 16) een stap te willen zetten naar meer flexibiliteit voor ondernemingen die voor groepsdoeleinden IFRS rapporteren. Dit soort ondernemingen kunnen hierdoor verregaande harmonisatie van hun rapportering met de groep bewerkstelligen. Dat leidt tot aanzienlijke administratieve lastenverlichting. Inhoudelijk leidt het echter wel tot een sterk verminderde vergelijkbaarheid voor relatief vergelijkbare Nederlandse entiteiten. Ook voor pensioenen (RJ 271.101) is toepassing van IFRS (in casu IAS 19R) mogelijk. Dit is echter een meer logische toepassing, aangezien de Nederlandse pensioensituatie, met pensioenfondsen als intermediairs en een verdeeld risico tussen pensioenfondsen en ondernemingen, anders is dan in de meeste internationale contexten. Het verwerken als het ware een toegezegde bijdrage-regeling is daarmee meestal in lijn met de economic substance.
Het meest rooskleurige beeld van financiën
De RJ staat het derhalve toe dat ondernemingen ervoor kunnen kiezen om volledig willekeurig één of meer IFRS-standaard(en) toe te passen. Ondernemingen kunnen hierdoor standaarden die het meest rooskleurige beeld van hun financiën weergeven selecteren. Deze flexibiliteit in keuze/toepassingsmogelijkheden leidt ongetwijfeld tot selectief accountinggedrag. Dat staat in de managementaccountingtheorie bekend staat als cherry picking. Uit onderzoek van Fields e.a. (2001) blijkt dat ondernemingen hun accounting keuzes kunnen laten afhangen van de impact dat dat heeft op contracten (zoals, leningen en compensatiecontracten)
3 voorbeelden
1. Een contract dat naast leasecomponenten ook service componenten bevat, dient een lessor de verschillende inkomsten te waarderen conform paragrafen 73 – 90 van IFRS 15.
2. Conform IFRS 9, dient een onderneming een ECL (expected credit loss) voorziening te boeken voor alle handelsvorderingen die mogelijk voortkomen uit transacties in scope van IFRS 15. Hetzelfde geldt voor leasevorderingen als IFRS 16 wordt toegepast.
3. In geval van een sale- and leaseback-transactie, dient een eventuele above market-transactie conform IFRS 16.101 en IFRS 15 een gain geboekt moeten worden en moet het vruchtgebruik proportioneel worden gewaardeerd. Onder de huidige standaard kan men eventuele (above fair value) winsten parkeren op de balans en amortiseren over de looptijd van het contract. Bovendien dient men eerste de verkoop langs de vereisten van IFRS 15 te analyseren om vast te stellen dat de transfer van de asset wel als een verkoop geclassificeerd kan worden onder IFRS 15.
Zo zijn er tal van voorbeelden te bedenken van situaties waar het selectief toepassen van één van de 3 nieuwe IFRS-standaarden leidt tot discrepanties.
Eerder konden ondernemingen al IAS 19R toepassen i.p.v. RJ 271 (zie: RJ 271.101). Als de plannen van de RJ doorgang krijgen kunnen Nederlandse rechtspersonen willekeurig ervoor kiezen om:
• IFRS 16 of RJ 292
• IFRS 15 of RJ 221 en 270
• IFRS 9 of RJ 140 toe te passen
Vasthouden of loslaten?
De kracht van de RJ is dat de organisatie zelf blijft nadenken en niet klakkeloos IFRS-standaarden overneemt voor de Nederlandse context. Het voorstel van de RJ om meer vrijheid en flexibiliteit toe te staan kunnen we sympathiek noemen. Echter, deze opties lijken desastreus voor de vergelijkbaarheid van jaarverslagen. Het leidt tot veel meer complexiteit voor lezers en gebruikers van de jaarrekeningen. Met het toestaan van het toepassen van vier belangrijke IFRS-standaarden, bestaat een aanzienlijk deel van de jaarrekening uit IFRS-cijfers gecombineerd met RJ-cijfers. De vraag is waarom de RJ dit toestaat voor deze vier IFRS-standaarden en zal de RJ IFRS 17 (van toepassing na 2021) ook als optie toestaan? Het is ook de vraag wat de RJ hiermee beoogt te bereiken en of dit doel wordt bereikt. Het is namelijk al mogelijk (BW 2, Titel 9 362.8) om vrijwillig (volledig) IFRS toe te passen in plaats van Nederlandse grondslagen. Maar deze cherry picking opportunities van de RJ gaan misschien wat ver. Het schaadt de vergelijkbaarheid. Misschien moet de RJ een keuze maken: vasthouden (lees: overnemen van IFRS) of loslaten?
Drs. Aziz el Barnoussi, interim consultant IFRS, en dr. Ferdy van Beest, Senior Adviseur Audit bij Flynth Accountants en Adviseurs en Universitair Docent op de Nyenrode Business Universiteit.
Lees ook
Aandachtspunten voor het jaarverslag: IFRS, crypto’s en Brexit
IFRS 16: bent u er echt klaar voor?