
We zijn het er wel over eens dat fraude, witwassen en de financiering van terrorisme zaken zijn die we zo veel mogelijk moeten opsporen en bestrijden. Maar is een ubo-register daar wel de beste manier voor? Welke vragen zijn er en wat betekent het ubo-register?
Het idee voor een ubo-register is afkomstig uit Europa. In de Europese regelgeving, de (gewijzigde) vierde anti-witwasrichtlijn, is bepaald dat alle lidstaten vanaf 10 januari 2020 moeten gaan bijhouden wie de ultimate benificial owner (ubo, de uiteindelijke belanghebbende) is van een juridische entiteit. Op die manier kan de EU beter zicht houden op de geldstromen van en naar bedrijven. Althans, dat is het idee.
Wie is de uiteindelijke eigenaar?
In Nederland hebben wij de komst van een ubo-register opgenomen in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) en onder meer verwerkt in de Handelsregisterwet. Met de komst van het ubo-register wordt publiek bekend wie de uiteindelijke eigenaar is van of de uiteindelijke zeggenschap heeft over een in Nederland opgerichte vennootschap of andere juridische entiteit. Er wordt in het openbaar deel van het register per ubo opgenomen:
- voornaam en achternaam;
- geboortemaand en -jaar;
- nationaliteit;
- woonstaat;
- aard en omvang van het (economische) belang van de ubo (ingedeeld in een staffel van 25-50, 50-75 en 75-100 procent, ubo’s met een aandeel kleiner dan 25 procent komen niet in het ubo-register).
Door te zoeken op naam van entiteit
Deze gegevens worden niet doorzoekbaar op de naam van de ubo, maar alleen op naam van de entiteit. Het doorzoeken van het ubo-register zal bovendien geld kosten en er wordt vastgelegd wie het register doorzoekt en van welke ubo’s hij of zij de gegevens heeft opgevraagd. Een ubo kan in uitzonderingsgevallen vragen om de openbare gegevens af te laten schermen. Maar dan moet hij wel aantonen dat sprake is van een onevenredig risico op kidnapping of geweld. Die gegevens blijven dan wel in te zien door bevoegde autoriteiten zoals de politie, de belastingdienst en het openbaar ministerie.
In het register worden ook andere gegevens opgenomen. Deze gegevens zijn niet openbaar toegankelijk en alleen in te zien door bevoegde autoriteiten:
- Bsn/buitenlands fiscaal identificatienummer (TIN);
- geboortedag;
- geboorteland en –plaats;
- woonadres;
- afschrift van geldig identiteitsdocument;
- afschrift van document(en) waaruit de aard en omvang van het economische belang blijkt.
Het Nederlandse ubo-register gaat deel uitmaken van het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Niet alle ubo’s van Nederlandse juridische identiteiten zijn verplicht zich in het ubo-register te laten registreren. De plicht geldt alleen voor de ubo’s van:
- bv’s en niet-beursgenoteerde nv’s;
- stichtingen,
- verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid;
- vereniging zonder volledige rechtsbevoegdheid die een onderneming drijven;
- onderlinge waarborgmaatschappijen en coöperaties;
- maatschappen, vennootschappen onder firma, en commanditaire vennootschappen;
- rederijen;
- Europese naamloze vennootschappen (SEs);
- Europese coöperatieve vennootschappen (SCEs);
- Europees economisch samenwerkingsverbanden.
Wie staan er niet in het ubo-register?
Ubo’s van beursgenoteerde vennootschappen, eenmanszaken, publiekrechtelijke rechtspersonen, vve’s, enkele historische rechtspersonen en kerkgenootschappen hoeven zich dus niet in het ubo-register te laten opnemen. Ook buitenlandse entiteiten blijven buiten het Nederlandse ubo-register. Zij moeten zich houden aan de regels van het land waarin zij zijn opgericht, ook als zij nu een hoofd- of nevenvestiging in Nederland hebben.
Nederland moet overigens op grond van de gewijzigde richtlijn ook nog uiterlijk 10 maart 2020 een centraal register met informatie over ubo’s van trusts en soortgelijke juridische constructies in het leven hebben geroepen. Daarvoor komt nog een apart wetsvoorstel. Ook het fonds voor gemene rekening zal hierin worden opgenomen.

De kritieken op het ubo-register
De komst van het ubo-register wordt in Nederland geregeld met de ‘Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten’. Dat wetsvoorstel is in april naar de Tweede Kamer gegaan. Hoewel het wetsvoorstel nog niet is afgerond, is er al wel veel kritiek op. Executive Finance sprak mr. Adjay Pahladsingh en Peter Furer van het bureau vaktechniek van het Register Belastingadviseurs. Hun opmerkingen over het ubo-register zijn uiteindelijk samen te vatten tot een keuze tussen onhaalbaar en onbetaalbaar.
Pahladsingh: ‘In het voorstel dat er nu ligt, wordt de Kamer van Koophandel verantwoordelijk voor het bijhouden van het ubo-register. Maar ik betwijfel of zij wel de benodigde kennis en kunde hebben om deze complexe materie te organiseren. Want het gaat er niet alleen maar om dat de entiteiten zelf doorgeven wie die ubo’s zijn. De KvK moet ook gaan analyseren, ontrafelen of de gegevens wel juist zijn en handhaven bij fouten. Je kunt je afvragen of daar wel voldoende gekwalificeerd personeel voor zal zijn. Ik denk dat zij in de praktijk straks tegen flinke uitvoeringsproblemen gaan aanlopen.’
De Wwft en het ubo-register
Een ander probleem met het ubo-register volgt uit de de Wwft. Daarin worden naast financiële organisaties ook beroepsgroepen zoals belastingadviseurs, accountants en advocaten onder meer verplicht een cliëntenonderzoek uit te voeren bij het aangaan van een zakelijke relatie met een klant. Als uit het cliëntenonderzoek blijkt dat er iets niet klopt, moeten ze dat melden.
Furer legt uit: ‘Zogenaamde wwft-instellingen, waaronder bijvoorbeeld ook belastingadviseurs, moeten cliëntenonderzoek doen op het moment dat een bedrijf om hun diensten vraagt. Naast wat andere zaken, zullen zij dan het ubo-register raadplegen en die gegevens vervolgens naast de gegevens moeten leggen die hun cliënt heeft geboden. Als die twee niet overeenkomen, moet er een terugmelding naar het register plaatsvinden. Doen zij geen melding, pleegt niet alleen de betreffende entiteit en/of ubo een economisch delict, maar ook de belastingadviseur als wwft- instelling. Door de komst van het ubo-register wordt de poortwachtersrol van de genoemde instellingen verder uitgebreid. Het verplichte inzien van het ubo-register en vervolgens moeten terugmelden lijkt met het oog op die poortwachtersrol ook een prima plan. Maar het gevolg zal wel zijn dat de instellingen daarmee op kosten worden gejaagd. Ook zij moeten immers betalen voor het inzien van het register bij de Kamer van koophandel. En wat te denken van het met het beoordelen van het ubo-register en eventuele verplichte terugmelding gemoeide tijd. Wie gaat dat betalen? Niet de klant, want die is niet gebaat bij die melding. Maar ook niet de overheid, terwijl die er wél bij is gebaat.’

Nog meer kritiek
Pahladsingh: ‘Een ander mogelijk probleem doet zich voor als een ubo zich in het buitenland bevindt. Als hij of zij niet wil meewerken aan de ubo-registratie, plegen ze een economisch delict. Maar waar zit de handhaving vervolgens? De Nederlandse KvK kan in het buitenland niets doen. Wat nu?’ Daar heeft de wetgever nog geen ideeën over.
Het tweede probleem ligt hem in de rigiditeit van deze regeling. Furer en Pahladsingh noemen het ‘overkill’. Furer: ‘Deze regeling treft voornamelijk goedwillende, bonafide bedrijven. Er is slechts in een relatief gering aantal gevallen sprake van fraude of witwassen. Toch geldt de registratieplicht straks voor (vrijwel) iedereen.’
Daarmee zijn we terug bij het financiële aspect de problemen met de huidige ideeën over het ubo-register. Want voor een ubo-registratie is advies nodig van een financieel professional, accountant, van een belastingadviseur of advocaat en er zit best wat werk aan. Pahladsingh: ‘Om de extra kosten aan de kant van de ondernemer te berekenen, is in het eerder ter consultatie voorgelegde conceptwetsvoorstel uitgegaan van een uurtarief van 37 euro. Dat zou kostendekkend zijn.’ De ingediende reacties op dat wetsvoorstel en het gehanteerde tarief waren niet mals. Daarom werd in de toelichting op het nu ingediende wetsvoorstel is het rekentarief verhoogd… naar 49,50 euro. Maar volgens Pahladsingh en Furer is dat nog steeds een te laag bedrag: ‘Mijn werkgever mocht willen dat hij die mensen voor dat geld aan het werk had’. Het voorstel is dus nog steeds niet kostendekkend.
Een advocaat kost gemiddeld 200 euro per uur, een belastingadviseur 185 euro en een accountant tussen de 100 en 200 euro. Die kosten moeten toch ergens een keer betaald worden. De meest waarschijnlijke kandidaat? De klant en vervolgens de consument.
Problemen met de meldplicht ubo-register
Maar er ontstaat nog een extra probleem aan de kant van de wwft-instellingen. Want als de cliënt als gevolg van het cliëntonderzoek is afgewezen, is er nog de meldplicht. Zo’n melding kost een boel tijd. Tijd die financials en hun bedrijven nergens kunnen declareren, want melden is onbezoldigd. De overheid ziet die melding als een kleine administratieve handeling, die in een half uurtje door een administratief medewerker zou kunnen worden afgerond. Uitgaande van een (intern) uurtarief van 39 euro voor administratief personeel kom je dan per terugmelding uit op 19,50 euro. Een gering bedrag en weinig tijd, in de optiek van de overheid.
Furer: ‘Het is een leuk idee, maar er zijn onder onze leden veel heel veel eenpitters. Die moeten de melding dus zelf afhandelen en hebben geen (goedkopere) assistentie. De argumentatie rond de prijs van 39 euro gaat hier mank. Bovendien verwachten wij dat we veel meer tijd kwijt zullen zijn aan zo’n melding. De overheid legt dus nogal een last neer, bij de financials. Een dergelijke poortwachtersrol zou daarom veel meer bij de overheid passen, bij de KvK dus. Maar dan zie je het probleem al: daar is de menskracht niet aanwezig om voor zoveel verschillende ubo’s te controleren of de registratie wel klopt.’
De overheid moet met het ubo-register dus kiezen tussen onhaalbaar aan de kant van de KvK, omdat zij het register onmogelijk kunnen handhaven met de middelen die ze nu van de wetgever aangereikt krijgen. Maar voor de financials is het voorstel onbetaalbaar, want hun poortwachtersrol blijft onbezoldigd.’
Privacy
Op het in 2017 voorgelegde conceptwetsvoorstel was stevige kritiek. Zeker ook met het oog op de privacy en het feit dat een aantal gegevens openbaar beschikbaar zou zijn, terwijl de Vierde anti-witwasrichtlijn op dat moment die verplichting nog niet had opgelegd aan de lidstaten. In de recent gewijzigde richtlijn is nu echter ook bepaald dat een aantal gegevens openbaar beschikbaar moet zijn. Daarmee is de kritiek vervaagd, hoezeer er ook kan blijven worden getwijfeld aan de borging van de privacy.
Het register is straks namelijk door iedereen in te zien. Met een bedrijfsnaam, voor- en achternaam en een geboortemaand en -jaar kan je via een simpele zoekopdracht op het internet vaak prima achterhalen wie de betreffende ubo is. Op social media valt vervolgens makkelijk ook het adres te achterhalen. Als er dan ook nog jaarcijfers zijn (vaak verplicht gedeponeerd bij de KvK) en we weten hoe groot en wat de aard van het aandeel is, valt gemakkelijk te berekenen hoeveel het vermogen van iemand ongeveer is. Dat is niet alleen leuk voor de Quote 500, maar ook een interessant gegeven voor kidnappers, afpersers en ontvoerders. Het is dan ook niet vreemd dat veel ubo’s liever niet in het openbare deel van het register worden opgenomen.
Eigenlijk is het enige goede aan dit register, naast het feit dat eenmanszaken erbuiten vallen, dat ubo’s mogen vragen om hun gegevens af te schermen. Maar waarom zouden ze dat moeten vragen? Waarom is het zo belangrijk om dit soort gegevens voor iedereen beschikbaar te maken? We hebben het handelsregister al om na te gaan of we zaken doen met een legitiem bedrijf, waarom dan ook het ubo-register nog? En waarom openbaar toegankelijk? De meeste mensen zullen voor transparantie zijn, , maar moet ook ten koste van de privacy van ubo’s gaan?’
Furer en Pahladsingh zijn niet erg positief over de komst van het Nederlandse ubo-register. ‘Laten we vooropstellen dat ook wij vinden dat fraude, witwassen en de financiering van terrorisme optimaal moet worden bestreden. En het ubo-register moet er komen, dat heeft Europa nou eenmaal al bepaald. Maar wij vrezen dat de privacy niet voldoende geborgd kan worden. Daarnaast worden nu al de goedwillende ondernemers en hun adviseurs op hoge kosten gejaagd en de dupe van een zeer klein aantal kwaadwillenden. En dat zal vooral voelbaar zijn in het mkb waar de leden van het Register Belastingadviseurs zich op richten. ’

Reacties uit de praktijk
Ook veel andere (belasting)professionals en beroepsorganisaties zijn niet gelukkig met het ubo-register. Zo schreef advocaat Michiel van Eersel: ‘Hoe vaak de Kamer van Koophandel, al dan niet gedwongen door de bestuursrechter of de Autoriteit Persoonsgegevens, ubo-informatie zal afschermen valt nog te bezien. De ‘tentoonstelling’ van eigenaren en vennoten belooft hoe dan ook groot(s) te worden.’ Familiebedrijven Nederland deelt die mening en vult aan: Een openbaar UBO-register maakt een te grote inbreuk op de privacy en gaat veel te ver voor het beoogde doel, te weten fraudebestrijding. Een semipubliek register conform de (eerdere, red.) richtlijn is meer dan voldoende .’
De KNB (Koninklijke notariële beroepsorganisatie) laat weten: ‘De KNB is niet enthousiast over de komst van dit register omdat de bruikbaarheid van het register beperkt zal zijn. Het register zal door de hierin op te nemen entiteiten zelf gevuld gaan worden. Hierdoor is de kans groot dat de inhoud van het register niet betrouwbaar is. De inhoud kan slechts als hulpmiddel worden gebruikt om tot de vaststelling van de identiteit van ubo’s te komen. De KNB pleit voor het instellen van een centraal aandeelhoudersregister waarin betrouwbare authentieke gegevens van aandeelhouders worden opgenomen.’
Stukjes van de oplossing
Na een rondvraag blijkt al gauw dat het huidige wetsvoorstel voor de implementatie van het ubo-register onder de betrokken beroepsgroepen nauwelijks op steun kan rekenen. Vrijwel alle betrokkenen vinden een openbaar register te ver gaan en wijzen op de slechte mogelijkheden voor handhaving, hoge kosten en de grote gevolgen voor de privacy van ubo’s. Maar hoe zou het beter kunnen?
De eerste oplossing is simpel: maak het register niet openbaar toegankelijk. Waarom Europa heeft gekozen voor een openbaar register is sowieso niet duidelijk. In de vierde richtlijn was vanuit Europa nog geen verplichting om een openbaar register te voeren. Frankrijk, Duitsland, Italië, Oostenrijk en Zweden hebben daarom bijvoorbeeld geen openbaar ubo-register. Daar hebben alleen bepaalde autoriteiten, meldingsplichtige instanties en personen of organisaties met een legitiem belang toegang tot het register. Maar in de herziene richtlijn staat nu dat de basisgegevens wél openbaar moeten worden gemaakt. Daarmee kan Nederland dus niet meer kiezen voor een niet-openbaar register, zonder daarbij de richtlijn onvoldoende te implementeren. Maar als we het register wél beperkt toegankelijk konden maken, zou de wetgever veel van de klachten van de betrokken partijen wegnemen.
Maar daarmee zijn de kosten voor registratie, meldplicht en gebruik niet opgelost. Zo klaagt NEVOA, de beroepsvereniging voor bedrijfsjuristen, al bij de consultatieronde in 2017 dat de belasting van financials onevenredig zwaar is. Zij schrijven: ‘Wij verwachten dat deze verplichting tot een grote lastenverzwaring zal leiden bij de terugmeldplichtigen. (…) De urenlast van 0,5 uur is werkelijk niet geloofwaardig te noemen en ook niet nader onderbouwd. Wij gaan er vanuit dat deze terugmelding ook gedocumenteerd zal moeten plaatsvinden, hetgeen de lastenverzwaring alleen maar groter maakt.’
Realistische kosten
Adjay Pahladsingh en Peter Furer zouden graag zien dat er door de wetgever wordt gerekend met realistische kosten, de daadwerkelijk door professionals gehanteerde tarieven. Zo ontstaat een eerlijker beeld van de gevolgen voor het bedrijfsleven. Maar nog meer zouden zij graag, net als verschillende andere partijen, zien dat er garanties worden afgegeven over de lastendruk voor de terugmeldplichtigen, zodat deze binnen het aangegeven half uur blijft. Daarnaast zou het naar hun mening niet meer dan redelijk zijn als de instellingen geen kosten in rekening zouden worden gebracht bij het op grond van hun poortwachtersrol verplicht inzien van het register.
Kritiek van de belastingdienst
Ook vanuit de overheid zelf is kritiek op het huidige implementatievoorstel. Zo valt in de uitvoeringstoets van het ubo-register, die de belastingdienst deed, te lezen dat het voorstel ‘uitvoerbaar’ is, maar de handhaving naar verwachting ‘beperkt effectief’ zal zijn. Dat is onder meer te danken aan het feit bepaalde rechtsvormen straks niet verplicht zijn tot registratie in het ubo-register. Dat geeft een ondernemingen een prikkel om uit te wijken naar die rechtsvormen. Ook valt te lezen: ‘De handhaving (…) is uitsluitend gericht op het alsnog aanleveren van informatie. (…) Verwacht wordt dat handhaving op de juistheid slechts beperkt effectief is.’ Omdat het ingewikkeld en zelfs onmogelijk zal blijken om relevante informatie uit het buitenland te krijgen. Bovendien is het heel moeilijk om door te dringen in bewust niet-transparant opgezette constructies, waardoor nooit helder zal worden of de juiste ubo nu wel in beeld is.
Handhaving ubo-register
Daarom zal de wetgever op het gebied van handhaving duidelijk moeten maken hoe dat geregeld zal worden. Als de informatie uitblijft en herhaalt oproepen en sancties geen soelaas bieden, wat dan? Bovendien is een personeelsinvestering nodig om ingewikkelde, mogelijk zelfs buitenlandse constructies te ontrafelen. Internationale samenwerking is daartoe onmisbaar. De belastingdienst verwacht 20 fte in de eerste 5 jaar van het ubo-register nodig te hebben en 5 à 6 fte structureel. Maar dat is alleen waar als financials onderzoeks- en meldplicht blijven houden. Mocht de wens van de praktijk uitkomen – en de terugmeldplicht anders geregeld worden – zou die structurele personeelsbelasting wel eens aanzienlijk hoger kunnen worden.
Als laatste is er duidelijk behoefte aan een realistische impact-analyse. Die analyse moet verder gaan dan alleen een impact-analyse van en voor de KvK, die staatssecretaris Snel al in april 2018 aankondigde in een brief aan de Tweede Kamer: ‘De wijzigingsrichtlijn heeft ook gevolgen voor de bouw van het ubo-register door de Kamer van Koophandel. De inventarisatie van die gevolgen zal, tezamen met de uitkomsten van de impactanalyse door de Kamer van Koophandel van de reeds geplande werkzaamheden, worden betrokken bij de definitieve ict-matige inrichting van het register.’ Want alles bij elkaar, lijkt de overheid zichzelf én financials een Sisyphos-arbeid op de hals te halen.
Lees ook
Orde van Belastingadviseurs: UBO-register schendt privacy
Socialmediaterreur dankzij UBO-register?