
Een exploitant van een Nederlands entrepot heeft een partij nikkel opgeslagen die vervolgens wordt gestolen. Moet hij nu toch de verplichte invoer-btw afdragen? Nee oordeelde de Hoge Raad.
Opgeslagen partij nikkel wordt gestolen
Meneer X. exploiteert een Nederlands entrepot. In het (douane)entrepot was in opdracht van een derde een partij ruwe nikkel opgeslagen die afkomstig was uit een land buiten de EU. De partij wordt gestolen. Na wat procedures komt de zaak uiteindelijk bij de Hoge Raad terecht met de vraag of entrepothouder de btw over de nikkel moet afgedragen. Nee, oordeelt de advocaat-generaal daar. De heffing van btw is verplicht verlegd naar de persoon voor wie de nikkel is bestemd. Dit betekent dat belanghebbende, de entrepothouder, ten onrechte via een utb (‘uitnodiging tot betaling’) is gevorderd de (invoer)btw te voldoen.
Geen recht op btw-aftrek
Voor de aftrek van btw is in het algemeen vereist dat de waarde van de goederen – en niet alleen de omzetbelasting – is opgenomen in de prijzen van de handelingen die in een later stadium worden belast. Dat is bij een entrepothouder die goederen uit landen bij de EU opslaat in Nederland echter niet het geval. De entrepothouder heeft hiervoor dus geen toegang tot een recht op aftrek van (invoer)btw met betrekking tot deze goederen. Dit geldt ook als de entrepothouder ten onrechte een utb voor Nederlandse btw heeft gekregen waartegen hij geen beroep meer heeft ingesteld.
Hier wordt de invoer-btw-invoer volgens de advocaat-generaal toch een kostenpost. De entrepothouder heeft afstand gedaan van zijn procedurele rechten in een andere procedure en loopt daarom nu tegen een onbillijke situatie aan.Deze procedure benadrukt de valkuilen bij toepassing van de art.23-vergunning (btw-verlegging bij invoer)
De art.23-vergunning in de btw
Artikel 23 van de Nederlandse btw-wet voorziet in een vergunning op grond waarvan importeurs de btw, die op het moment van invoer verschuldigd is, alleen aangeven via hun periodieke btw-aangifte.De toepassing van artikel 23 heeft tot gevolg dat de omzetbelasting niet wordt geheven volgens de regels van het douanerecht, maar de aangewezen ondernemer die belasting in zijn periodieke aangifte als verschuldigde belasting moet aangeven. Deze afwijking heeft niet alleen tot gevolg dat de belasting op andere wijze en op een ander tijdstip wordt geheven, maar kan ook tot gevolg hebben dat een andere persoon als belastingplichtige wordt aangemerkt. Om die reden wordt bij de toepassing van artikel 23 Wet ob 1968 gesproken van verlegging.
Lees ook:
Miljarden weg door fraude met btw
Opbrengst btw in Nederland in vijftig jaar flink opgelopen