
Per 1 januari 2020 verving de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) de Wet werk en zekerheid (Wwz). Een belangrijk aspect is een ruimere toekenning van transitievergoedingen en een andere bepaling van de omvang van die transitievergoedingen. Omdat deze wetswijziging gevolgen kan hebben voor de jaarrekening over 2019, heeft de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) met RJ-Uiting 2020-2 een kleine wijziging doorgevoerd in de richtlijnen. De gevolgen voor de jaarrekening kunnen echter significanter zijn dan deze wijziging in de richtlijnen suggereert.
Door: dr. Bart Kamp RA
De transitievergoeding heeft primair het karakter van een ontslagvergoeding. Maar in het kader van de jaarrekening kan een transitievergoeding, afhankelijk van de omstandigheden, classificeren als een ontslagvergoeding of als een vergoeding in ruil voor arbeidsprestaties.
Ontslagvergoeding
In de meeste gevallen zal het inderdaad om een ontslagvergoeding gaan. Bijvoorbeeld bij het beëindigen van een vast dienstverband wegens veranderde omstandigheden. Een transitievergoeding die als ontslagvergoeding classificeert, wordt verwerkt op het moment dat de rechtspersoon zich aantoonbaar onvoorwaardelijk heeft verbonden om de transitievergoeding te betalen. Veelal zal dit het moment zijn waarop het ontslag aan de werknemer wordt aangezegd. Door overgangsbepalingen bij de wetswijziging kan het zijn dat bij een ontslagaanzegging in 2019 ofwel nog de oude wet geldt, ofwel de WAB. Ook andersom kan bij een ontslag in 2020 nog steeds de Wwz gelden. Dit vergt dus een nauwkeurige beoordeling van de wettelijke overgangsbepalingen. Het gevolg voor de jaarrekening is vooral de bepaling van de hoogte van de op te nemen verplichting in de jaarrekening, aangezien de hoogte van de transitievergoeding onder de WAB anders wordt bepaald.
Arbeidsvergoeding
Een voorbeeld van een transitievergoeding die classificeert als vergoeding in ruil voor arbeidsprestaties is een transitievergoeding die verschuldigd is bij het niet-verlengen van een tijdelijke arbeidsovereenkomst, als al bij het aangaan van die overeenkomst het zeer waarschijnlijk is dat deze niet zal worden verlengd. Naast het maandelijks betaalde loon wordt dan ook de voorzienbare transitievergoeding gezien als onderdeel van de vergoeding per maand. Maandelijks wordt dan dus een verplichting opgeboekt voor de ‘nabetaling’ die zal worden gedaan bij de afloop van het tijdelijke contract. Onder de oude Wwz gold het bovenstaande alleen voor bepaalde tijdelijke contracten. Maar met de WAB geldt het voor álle tijdelijke contracten. Ook voor jaar- of kwartaalcontracten waarbij het al bij voorbaat zeer waarschijnlijk is dat ze niet zullen worden verlengd, zal de transitievergoeding dus al aan de arbeidsduur moeten worden toegerekend. Hoewel de WAB pas in 2020 inging, was deze al wel in 2019 aangenomen. Dus was voor dergelijke contracten, die in 2019 liepen maar in 2020 zullen eindigen, al te voorzien dat een transitievergoeding zal moeten worden betaald. Dat betekent dat in de jaarrekening 2019 een (evenredig) deel van de transitievergoeding als verplichting moet worden opgenomen.
Aanpassing in de richtlijnen
De aanpassing in de RJ is zeer beperkt. In alinea 502a van hoofdstuk 271 ‘Personeelsbeloningen’ is de verwijzing naar de Wwz vervangen door een verwijzing naar de WAB. In deze alinea werd al als voorbeeld gewezen op transitievergoedingen die verschuldigd zijn bij het beëindigen van een vast dienstverband. Dat voorbeeld is op zich nog steeds juist, maar de belangrijke wijziging door de WAB dat dit nu ook geldt voor tijdelijke contracten komt niet naar voren. In de begeleidende tekst van de RJ-uiting wordt wel gewezen op de mogelijkheid dat aanvullende verplichtingen voor tijdelijke contracten moeten worden opgenomen.
Volg Executive Finance op LinkedIn!
Geef een reactie