
De afgelopen periode was bij uitstek de periode waarin de jaarrekening van een vennootschap wordt opgemaakt door het bestuur en vastgesteld door de algemene vergadering van aandeelhouders. De COVID-19-situatie – net als elke andere crisissituatie – kan een grote rol spelen bij de afweging van het bestuur. Doet het bestuur er goed aan om haar goedkeuring te verlenen aan het besluit tot winstuitkering en welke opties heeft het bestuur?
De algemene vergadering van aandeelhouders is bevoegd tot bestemming van de winst, voor zover winst is behaald door de vennootschap. Het bestuur van de vennootschap heeft ook een stem in dit proces. De vennootschap kan niet uitkeren zonder voorafgaande goedkeuring van het bestuur. Het bestuur moet hier een besluit over nemen.
Het COVID-19-virus brengt onzekerheid met zich mee en heeft nadelige financiële gevolgen voor veel ondernemingen. Dit heeft ook zijn uitwerking op de inhoud van de jaarrekening en op de winstuitkering.
Vaststellen van dividend volgt uit de jaarrekening
Na afloop van het boekjaar moet het bestuur van een bv de jaarrekening binnen 5 maanden opstellen en voorleggen aan de algemene vergadering. De algemene vergadering stelt de jaarrekening vast en de bestemming van de winst. Het bestuur deponeert de jaarrekening binnen 12 maanden (ongeacht of de jaarrekening wordt vastgesteld). Voor grote gebreken in de jaarrekening kan het bestuur aansprakelijk worden gesteld.
Veel bv’s kennen een boekjaar dat eindigt op 31 december, en veel bestuurders waren bezig met het opstellen van de jaarrekening toen de COVID-19-crisis uitbrak. In beginsel is de COVID-19-crisis een gebeurtenis die zich voordoet na de balansdatum van 31 december. Echter, in veel gevallen kan deze gebeurtenis ook de grondslagen van de 2019-jaarrekening raken. Bijvoorbeeld wanneer getwijfeld wordt aan het voortbestaan van de onderneming.
Uitkering van winst aan aandeelhouders
De uitkering van de winst aan de aandeelhouders van een bv is wettelijk geregeld. In de wet zijn vereisten opgenomen voordat de winst kan worden uitgekeerd aan de aandeelhouders. De zogenaamde balanstest en – in crisistijd vele malen belangrijker – de liquiditeitstest spelen een rol bij de uitkering van de winst. De liquiditeitstest is een bevoegdheid van het bestuur van de vennootschap: een besluit tot uitkering heeft geen werking totdat het bestuur de uitkering goedkeurt. De goedkeuring wordt slechts geweigerd als het bestuur weet of redelijkerwijs hoort te voorzien dat de vennootschap na de uitkering van de winst niet zal kunnen blijven voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden. Hierbij wordt aangenomen dat als uitgangspunt het bestuur een termijn van 1 jaar moet aanhouden. Dit is echter geen harde regel.
In het licht van een mogelijke aansprakelijkheid van de bestuurders, zullen zij in een crisistijd kritisch (moeten) kijken naar de goedkeuring van een uitkering. Daarbij komt dat bestuurders bij de uitoefening van hun taak rekening moeten houden met het belang van de vennootschap, echter de meningen zijn verdeeld of het vennootschappelijk belang moet worden meegenomen bij het doen van uitkeringen.
De aandeelhouders van een vennootschap hebben voornamelijk een eigen belang bij de bestemming van de winst. Het kan zijn dat de aandeelhouders het geld zelf direct nodig hebben of liever veiligstellen. Daarnaast is het mogelijk dat de vennootschap onderdeel uitmaakt van een groep waarbij de topaandeelhouder (het hoofd van de groep) de winst van goed draaiende vennootschappen nodig heeft voor de minder goed draaiende vennootschappen. Het meewegen van dit ‘concernbelang’ maakt de bestuurstaak niet eenvoudiger.
To do or not to do?
Het bestuur moet een prognose maken van de toekomstige inkomsten en (financiële) verplichtingen van de vennootschap. In tijden van crisis, zoals in deze COVID-19-situatie, bestaat veel onzekerheid over bijvoorbeeld de kredietwaardigheid van debiteuren. Bovendien is weinig bekend over hoe lang de maatregelen duren om de crisis tegen te gaan. Het is daarnaast niet duidelijk of nieuwe maatregelen worden afgekondigd in het geval een nieuwe golf besmettingen opkomt. Het bestuur moet een prognose maken zonder dat enige zekerheid bestaat over de economie waarbinnen de onderneming functioneert. Hierbij komt ook de vraag naar voren of de periode van 1 jaar waarnaar gekeken dient te worden in deze tijd wellicht verruimd moet worden.
>> Lees ook: VBDO: Coronacrisis van grote invloed op AVA’s
Tijdelijke wet COVID-19
Eén van de mogelijkheden van het bestuur is om het beslissingsmoment van de bestemming van de winst uit te stellen: de Tijdelijke wet COVID-19 geeft het bestuur de bevoegdheid om het opmaken van de jaarrekening met 5 maanden uit te stellen. Daarmee wordt in de praktijk vaak ook het moment van de ‘bestemming van de winst die uit de jaarrekening blijkt’ uitgesteld. In oktober kan inmiddels meer duidelijkheid bestaan over de toekomst van de economie en de gevolgen voor de onderneming.
Informeer de aandeelhouder
Een goed gesprek met de aandeelhouder(s) kan ook vruchten afwerpen. Niet in de laatste plaats omdat een gesprek mogelijk kan leiden tot uitstel of afzien van de winst. Maar ook omdat een goed geïnformeerde aandeelhouder aansprakelijk kan worden gehouden en terugbetaling van een uitkering kan worden gevorderd, welke terugbetaling toekomt aan de bestuurders indien zij zelf aansprakelijk zijn en een vordering van de curator namens de boedel hebben voldaan.