
De EU heeft sinds de Klimaatconferentie van Parijs in 2015 niet stilgezeten. Eind 2019 kwam zij met de Green Deal en sinds juli dit jaar zijn we weer tal van klimaatplannen rijker: de ‘Fit for 55’-plannen. De EU wil in 2050 klimaatneutraal zijn en dient daartoe haar broeikasgassen in 2030 ten opzichte van het referentiejaar 1990 met 55 procent te hebben verminderd. Een van deze nieuwe plannen betreft een Europese CO2-grensheffing. Een nieuwe ontwikkeling, naast de reeds bestaande Europese emissiehandel, is het European Emission Trading Scheme (EU ETS). In deze bijdrage lichten wij het wetsvoorstel van deze nieuwe grensheffing toe en gaan wij nader in op de laatste stand van zaken rond nationale CO2-heffingen.
Sinds 2005 kent de Europese Unie een eigen emissiehandelsplatform, waarbij de EU bedrijven via marktwerking van uitstootrechten probeert te stimuleren om te investeren in duurzame technieken die de uitstoot van CO2 reduceren, evenals die van equivalenten (andere broeikasgassen). Ook op nationaal vlak bestaat er een financiële prikkel om de CO2-uitstoot te beperken.
Sinds 1 januari dit jaar kent Nederland een ‘CO2-heffing industrie’: een heffing ter zake van de emissie van broeikasgassen door broeikasgas-, afvalverbrandings- en lachgasinstallaties. Het tarief bedraagt momenteel 30,48 per euro per ton CO2-equivalenten en stijgt jaarlijks met ongeveer 10 euro.
Vermijdbare uitstoot belasten
De CO2-heffing houdt rekening met het EU ETS. Het uiteindelijk verschuldigde bedrag is namelijk het nationaal vastgestelde tarief, verminderd met de prijs van een EU ETS-emissierecht. Doel is de vermijdbare CO2-uitstoot (en die van equivalenten) te beperken, door deze te belasten. Alle uitstoot waarvoor een belastingplichtig bedrijf geen dispensatierechten heeft, is dus belast.
Net als bij het EU ETS wordt getracht de industrie te motiveren duurzaam te investeren, ten einde hun uitstoot te verminderen. Door het toekennen van dispensatierechten is de hoop dat bedrijven hun geld op deze wijze zullen investeren. Vanwege de impact van de coronacrisis op het bedrijfsleven heeft de overheid besloten om bedrijven meer rechten te geven. Gevolg is dat de CO2-heffing industrie op dit moment nog geen echte belastingdruk kent.
Minimum CO2-prijs bij elektriciteitsopwekking
Elektriciteitsproducenten vallen niet onder de CO2-heffing industrie. Specifiek voor deze groep werd in juni 2019 het wetsvoorstel Minimum CO2-prijs bij de Tweede Kamer ingediend. Het streven was om de wet per 1 januari 2020 in werking te laten treden, maar vanwege het inmiddels demissionaire kabinet en de coronacrisis is dit niet gelukt. Afgelopen juni is het voorstel in de Tweede Kamer behandeld en momenteel is het aanhangig in de Eerste Kamer.
De minimum-CO2-prijs beoogt een belasting ter zake van emissie van broeikasgassen als gevolg van de opwekking van elektriciteit. De belasting drukt bij bedrijven die middels een inrichting elektriciteit opwekken en onder het reeds bestaande Europese emissiehandelssysteem vallen. De minimum-CO2-prijs bestaat uit een nationaal jaarlijks vastgesteld tarief, verminderd met de CO2-prijs die volgt uit het EU ETS.
Deze minimumprijs moet ervoor zorgen dat de bedrijven zekerheid hebben over de hoogte van de CO2-kosten die ze dienen te betalen. De gedachte hierachter is dat zekerheid een gunstig effect heeft op het investeringsklimaat.
Europese CO2-grensheffing
De EU is bezorgd dat met dit systeem ‘carbon leakage’ kan ontstaan. Dit verschijnsel houdt twee zaken in: a) bedrijven gaan zich buiten de EU vestigen, waar relatief minder (of zelfs geen) klimaatbeleid is, en b) in de EU gemaakte producten worden van de markt gedrukt, doordat CO2-intensievere producten van buiten de EU goedkoper worden aangeboden. Om carbon leakage tegen te gaan, is de EU van plan om een Europese CO2-grensheffing in te voeren: het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM). Onlangs heeft de Europese Commissie hiervoor een wetsvoorstel ingediend.
De EU wil belasting heffen op producten aan haar grenzen om er zo op toe te zien dat een gelijk speelveld wordt gecreëerd, rekening houdend met de CO2-reductiedoelstellingen. Vooralsnog is het plan om de heffing per 1 januari 2023 in werking te laten treden voor bepaalde halffabricaten van alleen de sectoren waar het risico op carbon leakage het grootst is: cement, elektriciteit, mest, ijzer, staal en aluminium.
Tussen 2023 en 2025 zal er een soort transitieperiode zijn, waarbij belastingplichtigen alleen te maken krijgen met rapportageverplichtingen. Het is de bedoeling dat de heffing vanaf 1 januari 2026 daadwerkelijk dient te worden afgedragen. Het is nog afwachten of het inderdaad tot deze uitwerking zal komen. Vooralsnog is het aan de lidstaten om het eens te worden over het wetsvoorstel.
Toekomstverwachting
In 2020 kostte een emissierecht op het Europese handelsplatform gemiddeld 24,35 euro. Met name als gevolg van het herstel van de economie na de coronacrisis en het aangescherpte Europese klimaatbeleid is de prijs voor de uitstoot van een ton CO2-equivalenten in mei dit jaar echter flink gestegen, tot wel 50 euro. Een hoge prijs voor EU ETS-emissierechten doet het risico op carbon leakage toenemen en zorgt er daarmee voor dat het belang van een CBAM eveneens toeneemt.
De nationale heffingen worden door een hoge prijs juist minder relevant. Dit komt doordat voor beide nationale heffingen de EU ETS-prijs op het belastingtarief in wordt mindering gebracht.
Auteurs: T. (Teun) Kampman MSc en V.F. (Veerle) Drok LLM