“Het is ongelofelijk hoe snel de ontwikkelingen nu gaan.” Als Ubbo van Zessen al vindt dat het tempo hoog is waarmee er stappen in Europa worden gezet op het gebied van duurzaamheidsverslaggeving, dan kan de CFO maar beter zorgen dat hij of zij snel aanhaakt. “Met name van CSRD en ISSB moet de CFO kennis hebben.”
Het lijkt een eeuwigheid geleden dat Hans Hoogervorst, toenmalig voorzitter van de International Accounting Standards Board, niet te porren was voor een standaardzetter voor niet-financiële informatie. “Van impact op het milieu, diversiteit tot aan andere ESG-standaarden. Die aspecten krijgen ook financieel gezien uiteindelijk wel hun weerslag in de klassieke jaarrekening”, was destijds zijn conclusie. Waarom dan aparte duurzaamheidsstandaarden neerzetten? Maar de kogel is nu definitief door de kerk. Niet alleen zijn eigen IFRS Foundation, waar IASB onderdeel van uitmaakt, kwam in november 2021 met de International Sustainability Standards Board, maar ook de Europese Unie liet in april de Corporate Sustainability Reporting Directive het levenslicht zien en de EU vroeg de Europese Financial Reporting Advisory Group de standaarden te ontwikkelen. De ISSB wil één wereldwijde rapportagestandaard op het gebied van duurzaamheid ontwikkelen.
Het is menens
Met de CSRD wordt de scope van bedrijven die moeten rapporteren over duurzaamheid in Europa aanzienlijk verruimd. Deze geldt vanaf 2023 namelijk voor alle beursgenoteerde bedrijven en daarnaast voor bedrijven die aan twee van drie criteria voldoen: Meer dan 250 medewerkers, meer dan 40 miljoen omzet en meer dan 20 miljoen euro op de balans. Tel daar de Sustainable Finance Disclosure Regulation voor financiële instellingen bij op en het is duidelijk: het is menens met duurzaamheid. Te meer omdat die SFDR financiële instellingen verplicht om te laten zien hoe zij omgaan met duurzaamheid. En dat heeft zijn weerslag op CFO’s die bij diezelfde financiële instellingen voor financieringen aan de deur kloppen.
“Het is ongelofelijk hoe snel de ontwikkelingen nu gaan”
Ubbo van Zessen
Snelle opkomst
Van Zessen verklaart de snelle opkomst vanuit het verleden: “Nadat Shell in 1995 bekendmaakte dat het bedrijf het olieplatform de Brent Spar wilde afzinken, regende het boze reacties en kwam het bedrijf onder vuur te liggen. Daardoor ontstond het besef bij corporates dat ze zich ook maatschappelijk moesten gaan verantwoorden richting NGO’s en andere stakeholders. Daarna stapten corporates in op het duurzaamheidsverslag. Niet alleen Shell zelf, maar ook multinationals zoals Unilever, DSM en Philips. Wij hadden bij KPMG ons eigen sustainabilityteam dat de hele wereld overvloog, van Australië tot aan Zuid-Afrika. Dat team was gewild, maar boekte elk jaar zo’n beetje dezelfde omzet.” Opdrachten betroffen onder andere het berekenen van de echte impact, true value, van bedrijfsactiviteiten op mens en aarde.
Duurzaamheid kreeg momentum
De echte doorbraak kwam volgens Van Zessen pas vorig jaar. “Of het nu door de pandemie, de aanloop naar de klimaatconferentie COP26 of het VN-rapport van Intergovernmental Panel on Climate Change kwam… Duurzaamheid kreeg momentum, ook omdat bedrijven en overheden zagen dat ze echt een probleem hadden bij aardeopwarming tot anderhalve graden. In alle IPCC-emissiescenario’s wordt de anderhalve graden temperatuurstijging over ongeveer tien jaar bereikt, tien jaar eerder dan voorheen gedacht. Dat deed bedrijven en overheden nadenken. We moeten echt iets doen. Vanuit intrinsieke motivatie om welvaart en economie samen te laten komen, maar ook uit welbegrepen eigenbelang om risico’s uit te sluiten.” Wie wat wil doen aan ESG, moet ook meetinstrumenten hebben. Er waren al het Global Reporting Initiative, Integrated Reporting en de Task Force on Climate-Related Financial Disclosures. CSRD en ISSB proberen daar nu een geheel van te maken voor een standaard en daarmee een geheel speelveld te creëren voor bedrijven.Van Zessen: “Het wordt wel de standaardensoep genoemd. Maar als ik zou moeten kiezen dan zou ik me als CFO in Europa allereerst richten op de CSRD en de ISSB in de gaten houden. Ik verwacht dat ISSB en CSRD te zijner tijd gelijkgetrokken worden.”

Integrale afweging
Belangrijk daarbij is dat aandeelhouders, maar nu ook andere stakeholders, de duurzaamheidscijfers willen kunnen vergelijken, net zoals IFRS ontstond in 2005. Daarmee konden beleggers de prestaties van bedrijven vervat in de boekhouding internationaal met elkaar vergelijken. “Bedoeling is om uiteindelijk duurzaamheidsinformatie te integreren in de financiën van de bedrijfsvoering, zoals eigenlijk integrated reporting dat wil. Om als CFO tot financiële en niet-financiële managementcontrol te komen en die twee geïntegreerd aan elkaar te verbinden. Zodat je als CFO niet alleen op basis van financiën, maar ook op basis van maatschappelijke impact keuzes kunt maken. Dus dat je een op zich winstgevend project ook kunt beoordelen op bijvoorbeeld CO2-uitstoot, eerlijke en veilige arbeidsomstandigheden en bijdrage aan het oplossen van maatschappelijke problemen. Daarnaast hebben investeerders en andere stakeholders inzichtelijk wat de target setting is op CO2-gebied, maar bijvoorbeeld ook op diversiteit en inclusiviteit of andere elementen van Environment, Social en Governance, oftewel ESG. Daar kunnen ze zo’n bedrijf dan op beoordelen. Dat beoordelen op basis van ESG gebeurt al langer. CFO’s merken nu dat ze voor duurzame projecten of als duurzaam bedrijf lagere rentes betalen. Ook omdat ESG verankeren in de bedrijfsvoering, risico’s wegneemt voor financierders.”
Externe effecten
In 2017 introduceerde de Europese Commissie het begrip dubbele materialiteit. Dubbele materialiteit verplicht bedrijven te rapporteren over het effect van eigen bedrijfsactiviteiten op mens, milieu en samenleving en tegelijkertijd over de risico’s van buitenaf zoals overstroming door klimaatverandering of grondstoffenschaarste. Sommige activiteiten kunnen aanzienlijke externe effecten hebben zonder de waarde van een onderneming te beïnvloeden. Neem de aanwezigheid van conflictmineralen in de toeleveringsketens van elektronicabedrijven. Het inkopen van mineralen die in conflictgebieden worden gewonnen, dragen in veel gevallen bij aan het in stand houden van het conflict en daarmee mensenrechtenschendingen. Aan de andere kant is het niet bewezen dat conflictmineralen een negatieve invloed hebben op de bedrijfswaarde. Oftewel het is niet financieel materieel. Dubbele materialiteit betekent dat een negatief of positief effect van een bedrijf ook materieel kan zijn als dit geen invloed heeft op de bedrijfswaarde. Bedrijven moeten ook deze negatieve effecten in kaart brengen en hierover rapporteren.
Wat is de EU Taxonomie?
De EU Taxonomie is een lijst van duurzame economische activiteiten in bijna alle sectoren, opgesteld door de Europese Commissie. De EU-taxonomie moet in eerste instantie worden gehanteerd door organisaties die financiële producten aanbieden en en in Nederland voor bedrijven die zich nu al moeten houden aan de NFRD, de voorloper van de CSRD, zoals de beursgenoteerde bedrijven. De EU-tazonomy wordt in 2023 onderdeel van de CSRD en gaat dus voor veel meer bedrijven van toepassing zijn.
Een economische activiteit is duurzaam als deze:
• substantieel bijdraagt aan (één van de) milieudoelstellingen van de EU;
• als deze geen ernstige afbreuk doet aan andere milieudoelstellingen van de EU;
• als deze wordt uitgevoerd met respect voor mensenrechten.
Het meest in het oog springt het kenmerk ‘substantiële bijdrage’. Het gaat in de Taxonomie om economische activiteiten die de transitie naar een duurzame economie versnellen. Met andere woorden: De negatieve impact stevig verkleinen of de positieve impact flink vergroten.
Scope 1, 2 en 3
Wie de CO2-uitstoot van de organisatie wil uitrekenen als CFO moet rekening houden met scope 1, 2 en 3. Scope 1 omvat de directe CO2-uitstoot, veroorzaakt door eigen bronnen binnen de organisatie. Het betreft dan de uitstoot door eigen gebouw-, vervoer- en productie-gerelateerde activiteiten. Scope 2 omvat de indirecte uitstoot van CO2. Het zijn emissies die ontstaan door opwekking van elektriciteit, warmte en koeling en stoom in installaties die niet tot de eigen onderneming behoren, maar die door de organisatie worden gebruikt. Scope 1 en 2 vallen in kaart te brengen en CFO’s kunnen er vrij snel op acteren. Echter, scope 3 wordt door CFO’s als aanzienlijk lastiger ervaren. Dit zijn emissies die ontstaan als gevolg van de activiteiten van de organisatie maar die voortkomen uit bronnen die geen eigendom van de organisatie zijn en ook niet door het bedrijf beheerd worden. Denk aan de eerdergenoemde conflictmineralen of kolen die door een haven worden getransporteerd, maar niet van het havenbedrijf zijn. Het havenbedrijf maakt alleen doorvoer mogelijk. Van Zessen wijst op een artikel in de Harvard Business Review: “Daar wordt het idee geopperd om scope 1 en 2 als een soort toegevoegde belasting in de pricing te verwerken. Als iedereen dat doet, verdwijnt emissie als gevolg van scope 3 als vanzelf. Tot die tijd zul je scope 3-emissies toch moeten willen meenemen als CFO. Ook omdat daar juist de grootste reducties van emissie zitten.” Dat vraagt dat CFO’s het gesprek met hun ketens aangaan, zoals pensioenfondsen engagement aangaan met beursgenoteerde bedrijven.
Verplicht rapporteren
In de CSRD-richtlijn staat dat bedrijven met 250 of meer medewerkers vanaf 2023 verplicht zijn te rapporteren over de impact van hun activiteiten op mens en milieu. Uit de nationale ESG-barometer van KPMG blijkt dat de meerderheid (72 procent) van het Nederlandse bedrijfsleven niet bekend is met de Europese richtlijn. Terwijl 65 procent vindt dat rapporteren over duurzaamheid een goede zaak is. Voor beursgenoteerde bedrijven is CSRD geen grote onbekende. 60 procent daar zegt wel bijna gereed te zijn voor de rapportage-eisen van de EU. Van Zessen: “Bij beursgenoteerde bedrijven en grotere familiebedrijven die vaak al vanuit zichzelf op het doorgeven van de onderneming naar de volgende generatie zijn gefocust, heeft dit volop de aandacht. Daartussen zit een hele laag organisaties waar de kennis over CSRD nog niet op orde is. Hoopvol is dat ik kennis over duurzame verslaglegging in finance-opleidingen en bij grote technologiepartijen zoals SAP, Microsoft en ServiceNow zie doorsijpelen. Softwareleveranciers bouwen modules waarmee je data over duurzaamheid kan opslaan en rapporteren. Maar ik denk niet dat alle CFO’s en controllers al op de hoogte zijn. Terwijl dit toch uiteindelijk in hun management control cyclus en hun rapportages gaat terugkomen. Dat is overigens niet gemakkelijk, omdat je het wilt embedden in je strategie, performance management, systemen en operating model. Dat vraagt ook om nieuwe vaardigheden van je medewerkers.”
Aan de vooravond
In die zin is het een ijsberg, zegt Van Zessen tot slot. “Over ESG rapporteren is slechts het topje. Daaronder zit het hele complex van in control zijn over ESG. We staan dus eigenlijk pas aan de vooravond. Alsof je als financieel directeur in 1930 voor het eerst de jaarverslaggeving zag of het ontstaan van IFRS hebt meegemaakt in 2005. De ontwikkelingen volgen zich in een sneltreinvaart op. ISSB en CSRD zijn daarbij internationaal dé versneller. Als CFO ontkom je er niet aan om op dit vlak bij te blijven en te leren, net zoals ik elke dag nog bijleer. Vooral over de invalshoek van wat duurzaamheid met de waarde en waarden van je organisatie doet. Er zit geen licht meer tussen sustainability en finance.”