In de rubriek Forecast stelt Executive Finance elf vragen aan een CFO of financieel directeur. Op die manier leren we hem of haar beter kennen. Zowel persoonlijk als professioneel. Deze keer stellen we de elf vragen aan Maarten Sielcken, CFO van particuliere ouderenzorgorganisatie Domus Magnus.
Wat is uw functie en hoe zou u uw functie willen omschrijven aan een kind van vijf jaar?
“Ik ben CFO en lid van de raad van bestuur van Domus Magnus. Mijn functie is ervoor te zorgen dat er binnen Domus Magnus nu en in de toekomst voldoende geld en spullen zijn om onze bewoners een goed en veilig bestaan te garanderen en onze medewerkers te kunnen betalen. In mijn portefeuille zitten daarvoor een aantal zaken. Dat is uiteraard financiën en ook ICT, facilitair management, vastgoed en het regelen van de contracten met zorgverzekeraars. Ik zorg er samen met de CEO voor dat de panden er goed uitzien voor onze bewoners. Ook zorgen wij ervoor dat alle medewerkers weten wat de strategie en onze missie en visie zijn.”
Wat staat er in 2022 op de planning?
“Veel. Wij zijn de afgelopen jaren enorm gegroeid. In omzet tien tot vijftien procent per jaar. We hebben jaren achter elkaar nieuwe locaties geopend. Vorig jaar was een jaar van relatieve rust en hebben wij ons geconcentreerd op het op orde krijgen van onze processen en de bedrijfsvoering, zodat we de komende jaren weer verder kunnen groeien. Want het is nodig dat je een schaalvergroting doormaakt, iets wat we zien in heel de markt. De regelgeving op de zorg is vrij groot. Je hebt de regels van de Nederlandse Zorgautoriteit, contracten met zorgverzekeraars en -kantoren en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kijkt mee. Er zijn veel zaken waar je dus aan moet voldoen. Om daar goed aan te kunnen voldoen, heb je een bepaalde schaalgrootte nodig en die wordt steeds groter. Een aantal jaren geleden lukte het nog als kleine organisatie om de boel draaiende te houden, maar nu moet je groter zijn wil je in de markt gedijen en goede medewerkers aan kunnen trekken. Dat mensen weten waarvoor je staat en dat je voldoende geld hebt voor een aantal specialistische functies om uit te kunnen voeren. Daar zijn de we afgelopen jaren druk mee geweest. Om ervoor te zorgen dat de ICT goed is ingeregeld, er voldoende geld is en de kwaliteit van de zorg uitstekend is. De uitdaging voor 2022 is om de draad van de groei weer op te pakken. Om te groeien naar anderhalf of twee keer zo groot als we nu zijn.”
“De uitdaging voor 2022 is om de draad van de groei weer op te pakken”
Wat is de grootste uitdaging voor uw organisatie?
“Op korte termijn heb wij enorm last van Covid-19. Dat geldt voor heel Nederland, maar wij moeten wel zorg verlenen aan al onze 450 bewoners. Die mensen krijgen Covid, maar onze medewerkers ook. Wij hebben een verzuim dat meer dan het dubbele is van normaal. Toch moet je je zorg leveren, want wij kunnen niet afschalen. Mensen moeten op tijd hun geneesmiddelen krijgen en moeten geholpen worden in hun dagelijkse behoeften. Het is een grote uitdaging om de boel draaiende te houden. Maar ook voor de toekomst is de uitdaging om goed personeel te krijgen en te behouden. Er is te weinig zorgpersoneel en aan degenen die beschikbaar zijn wordt van alle kanten getrokken.”
Wat is de grootste uitdaging in uw vakgebied van CFO?
“Dat is op het gebied van beheersbaarheid en voorspelbaarheid. Hoe zorg ik ervoor dat mijn bedrijfsprocessen beheerst zijn? Dat ik weet wat er gaat gebeuren en weet waar mijn risico’s liggen. Risicomanagement is daarvan een belangrijk onderdeel. Voor de voorspelbaarheid, en beheersbaarheid van de groei is dat ook enorm van belang. Want je kunt zo maar onbeheerst worden. Dat heeft de coronacrisis wel bewezen. De voorspelbaarheid in de zorg is soms ingewikkeld en het is wel van belang om daar grip op de houden. Dat je ook kunt schakelen als dat nodig is. Om dit te realiseren is een goede planning- en controlcyclus belangrijk. Het opnieuw vaststellen van je strategie. Leren van je meerjarenplanning. Je moet je hele cyclus doorlopen en daar weer scherper op zijn.”

Hoe digitaal is de organisatie?
“Zorg is natuurlijk niet zo digitaal dat je elektronisch mensen uit bed kunt halen, kunt voeden of geneesmiddelen kunt geven. Maar de achterkant van de zorg wordt ondersteund door een elektronisch cliëntendossier. Waarin precies staat welke cliënt welke ziekte heeft, welke zorg diegene nodig heeft en welke geneesmiddelen. Daarin moet je rapporteren wat je hebt gedaan en of er bijzondere dingen zijn. Op basis waarvan ook wordt gefactureerd. Dat is volledig elektronisch ingericht. Daarmee zijn de medewerkers niet digitaal, want sommigen weten slechts welk knopje ze op welk moment moeten indrukken. Zorgmedewerkers zijn in eerste instantie zorgmedewerkers en geen ICT’ers. Dat maakt het soms wel ingewikkeld want de systemen worden steeds complexer. We vragen mensen op een andere manier te rapporteren, op tablets. Digitalisering is absoluut noodzakelijk. We hebben de digitalisering in de toekomst nodig om efficiënter te werken. Om zoveel mogelijk tijd te kunnen besteden aan het leveren van zorg.”
“Ten aanzien van informatievoorziening zijn we behoorlijk digitaal. Ook de rapportages zijn allemaal digitaal. Er wordt weinig meer uitgeprint. Ik probeer mee te gaan in die ontwikkelingen. Controles proberen we uit te voeren met data mining en programma’s die ons daarin ondersteunen. Maar er zijn nog stappen te zetten. Alleen innovatie en digitalisering moeten wel echt waarde toevoegen aan de bewoners. Of moeten ervoor zorgen dat de medewerkers efficiënter kunnen werken en meer tijd voor de zorg hebben. Ik ben niet uit op
dm digitalisering.”
Welke invloed gaat de coronacrisis hebben voor de lange termijn?
“Ik hoop natuurlijk geen, want ik hoop dat de coronacrisis ophoudt. Dat we de groepsimmuniteit krijgen en dat het onderdeel wordt van de jaarlijkse griepvaccinaties, die onze bewoners in groten getale krijgen. Maar op de langere termijn zie je wel hoe kwetsbaar we zijn voor pandemieën. Ik vind dat we het in Nederland nog niet zo slecht hebben aangepakt en heb een enorme bewondering voor hoe de GGD het heeft aangepakt. Dat je zo snel kunt opschalen en mensen kunt vaccineren. We moeten ons voor de toekomst richten op dat we dat nog sneller kunnen oppakken en daarin je besluitvorming kunt optimaliseren. Eigenlijk gaan wij in het kielzog mee met de maatregelen die de GGD neemt. Het neemt ons bij de hand. Al moet je je eigen draaiboeken en procedures natuurlijk ook op orde hebben.”
Hoe duurzaam zijn jullie als organisatie?
“Ik vind dat we nog veel beentjes bij moeten trekken. Duurzaam is breder dan alleen maar goed geïsoleerd zitten. Onze locaties zijn vaak mooie monumentale panden, zoals een grachtenpand in Amsterdam of een landgoed in Brummen. Veel Rijksmonumentale panden. Wij moeten kijken hoe wij onze panden kunnen isoleren zodat we minder CO2 uitstoten. Alleen wij huren die panden, dus daarvoor moeten wij de samenwerking zoeken met de partij waarvan we huren. Wat mag en wat mag niet? Ik krijg bijvoorbeeld geen toestemming om driedubbel glas in een monumentaal pand te plaatsen. Zeker niet op de Herengracht in Amsterdam.”
“Maar duurzaamheid is veel breder. Dat is ook voeding. Gaan we niet veel meer biologisch eten? Afvalscheiding hoort er ook bij. Daar kun je enorm veel winnen. We moeten beter op ons watergebruik letten. Bijna al onze bewoners slikken medicijnen. Hoe gaan we voorkomen dat dat allemaal in de riolering komt? Daar moeten wij nog enorme stappen zetten in de komende jaren. We staan nog maar aan het begin. Duurzaamheid is de opdracht voor ons allemaal en staat hoog op de agenda.”
“Duurzaamheid is de opdracht voor ons allemaal en staat hoog op de agenda”
Wat is uw laatste juichmoment op uw werk geweest?
“Er was een moment dat eruit sprong. Een paar maanden geleden zijn wij genomineerd voor de top tien beste verpleeghuizen van Nederland. Een lijst opgesteld door Zorgkaart Nederland van de Patiëntenfederatie Nederland. Dat is op basis van klantwaarderingen. We kregen een 9.1. We proberen het goed te doen en als dat dan zo naar voren komt, stemt dat tevreden. Maar helaas viel er weinig te juichen vanwege de vele overlijdens als gevolg van de coronacrisis.”
Met welke vakgenoot wilt u wel eens een week ruilen?
“Ik heb altijd directeur willen worden van het Concertgebouw of het Concertgebouworkest. Met die collega zou ik wel willen ruilen. Toen ik net afgestudeerd was, was er een vacature voor een groot orkest en heb daarop geschreven. Ik kreeg natuurlijk direct een afwijzing, want wat moet je nou met een financial als orkestleider? Voor een wereldberoemd orkest werken, lijkt mij geweldig. Maar een overgang zit er zeker niet meer in. Ik werk nu twaalf jaar in de zorg en ben een echte ‘zorgman’ geworden. Ik ben 59 jaar oud en ga de switch niet meer maken.”
Van wie heeft u het meest geleerd?
“Ik heb de controllersopleiding aan de VU gedaan en daar zat hoogleraar Claude Lewy. Die man was briljant. Dat was in de jaren negentig. Hij heeft mijn ogen geopend hoe je aan moet kijken tegen control en managementcontrol. In het openbaar vervoer was dat mijn collega, algemeen directeur Ton Kaper. Toen ik nieuw was in de zorg hebben de medewerkers mij op sleeptouw genomen. Ik begon bij het ziekenhuis Tergooi als financieel directeur en daar zat een interim-bestuurder, Leo Schoots. Van hem heb ik ook veel geleerd.”
Hoe ontspant u zich?
“Ik hou van muziek en speel zelf piano. Ik heb één keer in de twee weken les en moet dus ook echt studeren. Ik woon op een oude boerderij en daar hebben we een aantal dieren. Als ik thuiskom moet ik dus altijd dingen doen. En ik vind het heerlijk om te sporten. Fietsen, wandelen. En ik hou van actieve vakanties.”
Dan heb ik nog een bonusvraag: Welke vraag wilt u stellen aan andere CFO’s?
“De vraag die ik wil stellen, en dan ben ik benieuwd of er een eerlijk antwoord wordt gegeven: is het vak enorm veranderd en is het leuker of minder leuk geworden?”
“Om daar zelf antwoord op te geven. Het vak is enorm veranderd. Er zijn veel meer regels en eisen die ik allemaal wel begrijp, maar het maakt het soms wel ingewikkeld. De accountantscontrole nu in de zorg is totaal anders als de accountantscontrole die ik vroeger meemaakte bij de krantenuitgeverij. Dat is echt niet leuker geworden. Het vak is nog steeds mooi, maar er is veel veranderd. We vertrouwen elkaar niet. En vanuit het niet-vertrouwen, leggen we veel bij accountants neer. Die moeten daar dan maar een vinkje achter zetten, terwijl die dat soms ook niet kunnen. Dan krijg je soms vreemde protocollen.”