
De recentelijk gestegen inflatie kan zijn weerslag vinden in de jaarrekening. In dit artikel worden enkele punten belicht waarbij inflatie een rol speelt. Van belang is wel te beseffen dat dit dan vooral gaat om de jaarrekeningen over 2022 en later, niet om de jaarrekening 2021.
In de jaren zeventig en tachtig was er in de Nederlandse bedrijfseconomische wetenschap veel aandacht voor het effect van geldontwaarding op de jaarrekening. Diverse theorieën omtrent vervangingswaarde werden ontwikkeld en in de praktijk toegepast. Van winst was dan alleen sprake als ten minste de koopkracht was behouden. Toen de inflatie weer daalde, verdween ook de aandacht hiervoor.
In 2016 is het begrip vervangingswaarde uit de Nederlandse wetgeving verdwenen en worden voorraden – net als onder IFRS – tegen historische kostprijs gewaardeerd. Alleen voor materiële vaste activa werd als vervanging van het begrip vervangingswaarde de ‘actuele kostprijs’ in de wet opgenomen. Deze actuele kostprijs is nadrukkelijk niet bedoeld als marktwaarde, maar beoogt de prijsontwikkeling van het actief te verwerken in de zowel de brutoboekwaarde als de cumulatieve afschrijving.
Het bepalen van de actuele kostprijs bleek echter dermate ingewikkeld, dat sinds 2016 het herwaarderen van vaste activa in eigen gebruik sterk is teruggelopen.
Bedrijfswaarde
Bij bijzondere waardeverminderingen van vaste activa speelt bij het bepalen van de bedrijfswaarde de inflatie wel een nadrukkelijke rol. De bedrijfswaarde is gebaseerd op prognoses van de ontvangsten en uitgaven die samenhangen met de exploitatie van het actief. De Richtlijnen voor de jaarverslaggeving (RJ) leggen daarbij uit dat het effect van verwachte inflatie op twee manieren kan worden meegenomen: a) door de toekomstige kasstromen naar gelang de verwachte inflatie te verhogen of b) door de disconteringsvoet niet te baseren op de nominale rente, maar op een ‘reële rente’ die gecorrigeerd is voor de verwachte inflatie.
Rekenkundig zouden beide benaderingen ongeveer op hetzelfde moeten uitkomen. De keuze zal dus vooral worden ingegeven door praktische overwegingen. Aangezien de inflatie pas in 2022 sterk is toegenomen, wordt dit nog niet in aanmerking genomen voor de waarderingen voor het boekjaar 2021.
Pensioenvoorzieningen
De verwachte inflatie is ook een relevante parameter bij de berekening van pensioenvoorzieningen. Tegenwoordig komen pensioenvoorzieningen echter niet vaak meer voor in jaarrekeningen die gebaseerd zijn op de Nederlandse wet- en regelgeving. Meestal kan bij de verwerking van pensioenregelingen worden volstaan met het als kosten nemen van de te betalen pensioenpremies die op het boekjaar betrekking hebben; ook al zou er sprake zijn van toegezegde (voorwaardelijke) indexatie en dus te verwachten premiestijgingen in komende jaren.
Bij ‘toegezegd-pensioenregelingen’ onder IFRS zijn er wel pensioenvoorzieningen in de balans. Maar ook hier geldt dat dit pas een rol kan spelen vanaf boekjaar 2022.
Hyperinflatie
Mocht de inflatie helemaal de pan uitrijzen, dan zou er in extreme gevallen sprake kunnen zijn van hyperinflatie. Bij hyperinflatie worden in de jaarrekening alle niet-monetaire activa geïndexeerd op basis van het gestegen prijspeil. Het bepalen of er sprake is van hyperinflatie vergt oordeelsvorming.
De regelgeving geeft hiertoe enige indicatoren. De duidelijkste indicator is dat de cumulatieve inflatie over drie jaar meer is dan 100 procent. In de praktijk bestaat consensus dat er in 2021 sprake was van hyperinflatie in Argentinië, Iran, Libanon, Soedan, Zuid-Soedan, Suriname, Venezuela en Zimbabwe. In Turkije zou de inflatie in 2022 deze grens kunnen bereiken.
Groottecriteria
Tot slot kan nog genoemd worden dat het denkbaar is dat op afzienbare tijd de grensbedragen voor de vrijstellingen voor micro-, kleine en middelgrote rechtspersonen worden verhoogd. De omvang van ondernemingen wordt onder andere afgemeten aan de omzet en het totaal van de activa. Deze bedragen worden op onregelmatige basis, maar gemiddeld zo eens in de acht jaar, verhoogd vanwege de inflatie. De laatste keer was in 2016, dus mede in het licht van de recentelijk gestegen inflatie zou een verhoging passend kunnen zijn. De wetgever heeft hier overigens nog geen aankondiging van gedaan.
Auteur: Dr. B. (Bart) Kamp RA
Dit artikel is verschenen in F&A Actueel 2022, afl. 7.