
Toezichthouders zoals AFM en DNB, maar ook commissarissen van grote bedrijven, moeten zich bij besluiten beter bewust zijn van hun eigen denkfouten. Dat stelt promovendus Tessa Coffeng in haar proefschrift Denkfouten in toezicht, een sociaal psychologisch perspectief op de besluitvorming van toezichthouders.
Toezichthouders zijn minder rationeel en objectief dan zij zelf denken en zien in dossiers graag zaken die hun eigen mening bevestigen, aldus Coffeng in berichtgeving van het FD. Zelfs hardnekkige signalen van illegaal of onethisch gedrag worden daardoor soms te lang genegeerd. Coffengs promotor Femke de Vries, oud-bestuurder bij DNB en AFM en bijzonder hoogleraar toezicht, noemt de toeslagenaffaire bij de Belastingdienst een “schoolvoorbeeld van vooringenomenheid”. Te zeer vertrouwen op nieuwe technieken zoals data-analyses en algoritmes werkten daar juist averechts.
Besluitvorming verbeteren
Volgens Coffeng kan besluitvorming worden verbeterd door een combinatie van goede afspraken, tools, gedragsregels, stevig voorzitterschap, diversiteit binnen teams en goede evaluaties achteraf. Toezichthouders, waaronder ook commissarissen bij grote ondernemingen, zijn vaak bang aan autoriteit en gezag in te boeten en hebben moeite om zich kwetsbaar op te stellen. Ook kan de focus op zorgvuldigheid hun daadkrachtig optreden in de weg zitten. Maar volgens Coffeng kunnen “snelheid en zorgvuldigheid heel goed samen gaan.”
Toezichthouders hebben kritische vragen en druk van anderen nodig om waakzaam te blijven. Het organiseren van tegenspraak is in de praktijk lastig, aldus Coffeng. Maar ook ervaren beslissers moeten er “wel voor zorgen dat ze voldoende tegengas krijgen”. Ze erkent tegelijk dat het in de praktijk moeilijk kan zijn om tegen ervaren bestuurders of toezichthouders in te gaan. “Als iemand met autoriteit iets zegt, is het heel makkelijk om te twijfelen over je eigen oordeel.”