De High Tech Campus in Eindhoven en de Zuidas in Amsterdam. Typische voorbeelden van plekken waar organisaties met dezelfde specialismen samenklonteren. Waarom klonteren deze bedrijven daar zo samen? Joris Knoben, hoogleraar Strategie en Ondernemerschap aan Tilburg School of Economics and Management, doet er onderzoek naar. “Samenklonteren levert organisaties veel op, maar er zitten ook risico’s aan verbonden.”
Er zijn volgens Knoben drie hoofdredenen waarom bedrijven samenklonteren. “Van oudsher wordt er van twee kanten naar organisaties gekeken, de aanbod- en de vraagkant. Er wordt sterk gekeken vanuit het perspectief van de klant, de vraagkant, als je kijkt waarom alle meubelbedrijven samenklonteren op een meubelboulevard. Waarom gaat Beter Bed naast Ikea zitten? Want je weet één ding zeker en dat is dat Ikea altijd goedkoper is. Maar door allemaal bij elkaar te zitten, trek je zoveel klanten naar het gebied toe, dat je met z’n allen duidelijk beter af bent. Iedereen weet dat je voor meubels op die locatie moet zijn. Als ze bij Ikea vervolgens niets kunnen vinden, gaan ze naar een winkel die er naast zit. Als de winkels verspreid door een stad zouden zitten, zouden ze minder klanten aantrekken.”
“Als de winkels verspreid door een stad zouden zitten, zouden ze minder klanten aantrekken.”
Transportkosten drukken
Bij de tweede reden, de aanbodkant van organisaties, spelen transportkosten een grote rol. “Als organisatie wil je dichtbij andere organisaties zitten die de dingen leveren die je nodig hebt voor je proces. Waarom zitten alle oliebedrijven in Rotterdam? Omdat de stad een grote haven heeft en daar de tankers binnenkomen. Daar wil je in de buurt zitten om de transportkosten laag te houden. Ook het arbeidsperspectief speelt een grote rol. Mensen die bijvoorbeeld goed zijn in finance, weten dat ze waarschijnlijk in Amsterdam moeten zijn. De Zuidas biedt hen een groot perspectief op werk.”
Deze twee redenen worden alleen minder belangrijk als gevolg van de opkomst van IT, stelt Knoben. “Neem het thuiswerken. Het is nu makkelijker om arbeid over lange afstand te doen. Transportkosten van veel goederen zijn sterk verlaagd. Zowel door digitalisering en het feit dat de kosten simpelweg lager zijn. De derde reden is en blijft relevant. Dit is wat ze noemen de kennis-spillovers. Kennis gaat vloeien tussen verschillende organisaties en kennisinstellingen in de regio. En hoewel dat positief klinkt, kan het ook betekenen dat andere organisaties jouw kennis kunnen stelen. Dat wat jij hebt uitgevonden, kan door iemand anders worden gekopieerd. Of: als organisatie veel investeer je veel in je medewerkers, maar ze worden weggekocht door een andere organisatie. Deze reden zit dus op het snijvlak van spionage en dingen van elkaar stelen en heel bewust onderling samenwerken tussen organisaties om samen dingen te doen die ze alleen niet kunnen.”
Balans zoeken
Knoben erkent dat de redenering haaks op elkaar lijkt te staan. Samenklonteren om kennis uit te wisselen, maar tegelijkertijd het risico lopen dat jouw kennis al dan niet kwaadbewust verloren gaat. “Een belangrijk term in mijn onderzoek is dan coöpetitie. De combinatie van competitie en coöperatie. Dat is een balans die organisaties constant zoeken. Organisaties zijn concurrenten van elkaar, maar hebben elkaar ook nodig door samen te werken. Een goed voorbeeld vind ik Apple en Samsung. Die zitten op elk moment verwikkeld in rechtszaken over wie nu inbreuk maakt op patenten van de ander. Maar toch werken ze samen bij de ontwikkeling van computerchips en schermen van telefoons. Zij voeren dus een strijd, maar het lukt om dat bij de juridische afdeling te houden en de R&D-afdelingen daar niet in mee te laten gaan. De conflicten bemoeilijken de samenwerking niet.”

Financiële voor- en nadelen
De hoogleraar Strategie en Ondernemerschap denkt niet dat het financiële motief overheerst bij organisaties om samen te klonteren. “Ik denk niet dat organisaties aan de voorkant helemaal door kunnen rekenen wat het oplevert. De voordelen zitten vaak aan de kenniskant. Al kan het binnenhalen van goede kennis uiteindelijk financiële voordelen hebben. Tegelijkertijd zie je dat dat dat samenklonteren financiële nadelen kan hebben. De huren aan de Zuidas zijn ongelooflijk hoog, evenals de lonen die je moet betalen. Een goede computerprogrammeur is nergens zo duur als in Silicon Valley. Desondanks verwachten bedrijven dat het onderaan de streep uit kan. Ze krijgen meer kennis, zijn innovatiever, kunnen misschien de concurrenten voorblijven, maar dat kunnen ze vaak aan de voorkant niet berekenen.”
Heel kwetsbaar
Het is volgens Knoben sterk afhankelijk van de grootte van een organisatie of het vestigen in een cluster interessant is of niet. “Als je een kleine startup bent, dan kunnen die regio’s heel risicovol zijn. Juist omdat de competitie zo groot is en je heel kwetsbaar bent. Als je een goed idee hebt en net dat idee wordt gestolen of je hebt één medewerker en die wordt weggehaald, kan het het einde van je bedrijf betekenen. In clusters worden veel nieuwe bedrijven gecreëerd, maar ze vallen ook in een enorm tempo weer weg. Startups zijn dus vaak net iets beter af als ze iets buiten een cluster gaan zitten.”
“Voor de middelgrote bedrijven kan het wel heel waardevol zijn om tegen de grote jongens aan te gaan zitten. Je bent net iets minder kwetsbaar. Vaak zie je dat dat soort bedrijven er enorm van profiteren. Terwijl de grote bedrijven vaak veel bijdragen aan het grote geheel, maar er niet alles voor terugkrijgen. Als je bijvoorbeeld kijkt wie de grootste kostenpost draagt voor de marketing van BrainPort Eindhoven, dan zijn dat ASML, Philips en NXP. De kleinere bedrijven liften daar als ware op mee. De faciliteiten zijn uitstekend en er is een high tech campus. Dat wordt allemaal voor je geregeld en betaald. De middelgrote bedrijven plukken de grootste vruchten van zo’n cluster.”
Gemeenschapszin
Ondanks dat een cluster voor een grote organisatie op het eerste oog minder lucratief lijkt, kiezen ze er vaak toch niet voor om te vertrekken. Knoben: “De voordelen wegen zwaarder dan de nadelen. BrainPort Eindhoven staat op het shirt van voetbalclub PSV. Daar zit een groot collectief belang achter. De regio wil er met z’n allen van profiteren en dus zetten ze er niet enkel ASML of Philips op. Dat komt ook omdat dat soort gebieden vaak slechte tijden hebben gekend. Eind jaren negentig ging het in Eindhoven helemaal niet zo goed. Er waren massaontslagen, veel faillissementen en de verhuizing van het hoofdkantoor van Philips naar Amsterdam. Op zo’n moment zie je dat er een gemeenschapszin kan ontstaan tussen bedrijven en het besef dat ze het met z’n allen moeten doen. Waarbij je het eigen belang, zeker op de korte termijn, weg kunt zetten tegen de langetermijngedachte van het collectief: de regio en alle bedrijven.”
BrainPort Eindhoven staat ook sterk richting Den Haag, benadrukt Knoben. “Het geeft veel meer middelen om investeringen te vragen aan het Rijk en infrastructuur te ontwikkelen. Dat zijn zaken die ASML en Philips niet alleen kunnen realiseren. Denk aan een vliegveld aanleggen, ontwikkelen en openhouden. Dat is voor die bedrijven heel waardevol. Directe toegang hebben tot het luchthavennetwerk krijg je als individueel bedrijf niet voor elkaar.”
“Zeker als je het hebt over samenwerking tussen bedrijven, is het belangrijk om elkaar in de ogen te kunnen kijken en te doen wat is afgesproken.”
Einde van de clusters?
Met de ontwikkeling van het hybride werken en de vele technische mogelijkheden die er inmiddels zijn, rijst de vraag of clusters nog wel toekomstbestendig zijn? Knoben: “In het verleden is de vraag al een aantal keren gesteld. Er is eind jaren negentig een boek geschreven en dat heette The Death of Distance. Daarin werd geschreven dat als gevolg van ICT en e-mail afstand niet meer uitmaakte. Je kunt in feite in de Sahara gaan zitten en daar kun je met je laptop alles doen. Dit scenario is tot nu toe nooit uitgekomen.”
Als gevolg van de coronacrisis werd hetzelfde geroepen, benadrukt Knoben. “Het thuiswerken maakt ons flexibeler en stelt organisaties in staat om werknemers vanuit een breder radius aan zich te binden. Maar het blijft belangrijk om die werknemers een aantal dagen per week of een maand per kwartaal bij elkaar te hebben. Omdat je face-to-face andere dingen met elkaar uitwisselt en je zodoende tot betere ontwikkelingen komt. Dat werkt veel beter dan wanneer je elkaar alleen via een computerscherm ziet.”
In de ogen kijken
Wat ook meespeelt is dat – als je elkaar nog nooit hebt ontmoet – het heel moeilijk om onderling vertrouwen op te bouwen. “Zeker als je het hebt over samenwerking tussen bedrijven, is het belangrijk om elkaar in de ogen te kunnen kijken en te doen wat is afgesproken. Dat vervang je niet zomaar door een paar uur digitaal te vergaderen. Het blijft dus de verwachting dat de clusters van bedrijven heel belangrijk blijven.”