
Bedrijven binnen de chipindustrie zijn goed voor bijna een kwart van de beurswaarde van alle in Nederland gezetelde beursgenoteerde bedrijven, blijkt uit cijfers van DNB. Geholpen door het recente vertrek van beursgiganten Shell en Unilever naar het Verenigd Koninkrijk is de chipindustrie nu ruimschoots de Nederlandse sector met de grootste gezamenlijke beurswaarde.
Per eind oktober 2022 is de chipindustrie, ook wel halfgeleiderindustrie genoemd, goed voor 24% (276 miljard euro) van de marktkapitalisatie van alle in Nederland gezetelde beursgenoteerde bedrijven. Vijf jaar geleden bedroeg dat percentage nog 8%. De totale beurswaarde van in Nederland gevestigde bedrijven kwam eind oktober uit op 1.151 miljard euro. Dat is even hoog als in oktober 2017 toen dit niveau voor het eerst werd bereikt.
Bedrijven als ASML, NXP Semiconductors en STMicroelectronics voeren de chipsector aan en spelen ook internationaal een belangrijke rol. Na de Verenigde Staten (52%), Taiwan (16%) en China (12%) is Nederland de grootste speler met 9% van de mondiale marktkapitalisatie binnen deze bedrijfstak.
Het betreft bedrijven die statutair Nederlands zijn en een beursgenoteerd aandeel uitgeven. Dit is onafhankelijk van waar die beursnotering is. Niet al deze bedrijven zijn namelijk opgenomen in een Nederlandse beursindex zoals bijvoorbeeld de AEX. Hoewel NXP Semiconductors een Nederlands bedrijf is, handelt het bijvoorbeeld uitsluitend op de NASDAQ, de Amerikaanse technologiebeurs. NXP Semiconductors is echter een Nederlands bedrijf en wordt daarom wél meegenomen in de analyse. Shell is een ander voorbeeld. Dit bedrijf is wél opgenomen in de AEX, maar is sinds eind 2021 een in het Verenigd Koninkrijk gevestigd bedrijf. Daarom is Shell níet meegenomen in de analyse na de verhuizing.
Vertrek Shell en Unilever zorgt voor verschuiving
Na de verhuizing van Shell in december 2021 valt nog maar 1% van de totale Nederlandse beurswaarde binnen de energiesector. In 2017 was dit nog 20%, omgerekend circa 231 miljard euro, van de totale marktkapitalisatie. Sindsdien is dit aandeel geslonken, totdat het in oktober 2021 10% bedroeg (169 miljard euro). Dat was enkele maanden voor het vertrek van Shell naar het Verenigd Koninkrijk.
Tegelijkertijd is ook de beurswaarde van de industriegroep non-cyclische consumptiegoederen flink afgenomen, met de grootste daling eind 2020 toen Unilever volledig Brits werd. Deze voorheen grootste bedrijfstak, met daarin bedrijven die onder andere voedsel- en verzorgingsproducten maken, was in oktober 2017 gewaardeerd op 266 miljard euro, destijds goed voor bijna een kwart van de totale Nederlandse marktkapitalisatie. Momenteel is de gezamenlijke beurswaarde van deze Nederlandse bedrijven gedaald naar 127 miljard euro.
Nieuwkomers versterken groei cyclische consumptiegoederen
Tegenover de krimp van non-cyclische consumptiegoederen staan nieuwkomers die juist cyclische goederen produceren. De vraag naar deze producten stijgt sterk bij economische voorspoed en daalt juist wanneer het minder gaat met de economie. Grote aanjager van deze ontwikkeling is de opkomst van de bedrijfstak retail. Sinds 2019 staat Prosus genoteerd aan de Amsterdamse beurs en is daar één van de grootste Nederlandse bedrijven die zich onder andere richt op online verkoop van diverse producten en diensten. Daarnaast draagt de auto-industrie bij aan de groei: Ferrari N.V. en Stellantis N.V. (gevormd uit een fusie tussen Peugeot en Fiat-Chrysler in 2021) zetelen in Nederland en dragen dus bij aan de totale beurswaarde van Nederlandse firma’s.