
Onlangs heeft de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) middels RJ-uiting 2023-3 voorstellen gepubliceerd om de regelgeving rondom de continuïteitsveronderstelling – waarop jaarrekeningen doorgaans zijn gebaseerd – te verduidelijken.
In de regelgeving worden verschillende omschrijvingen gebruikt rond de continuïteit. De wet spreekt over het bestaan van ‘gerede twijfel’, maar ook over ‘materiële onzekerheden’ die gerede twijfel kunnen doen rijzen. In de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving (RJ) spreekt men in dit kader over ‘ernstige onzekerheid’. In de gangbare praktijk wordt met al deze begrippen hetzelfde bedoeld. De RJ stelt voor om in de richtlijnen voortaan de omschrijving ‘materiële onzekerheid over de continuïteit’ te gebruiken. Omdat de RJ niet de wet kan aanpassen, wordt dan verduidelijkt dat met die wettelijke omschrijvingen eveneens hetzelfde wordt bedoeld.
Gradaties van continuïteit
Het onderscheid tussen wel of geen continuïteit is in de praktijk een glijdende schaal. Daar waar discontinuïteit onontkoombaar is, wordt de jaarrekening opgesteld op basis van liquidatiegrondslagen. Indien er materiële onzekerheid is, worden de ‘normale’ waarderingsgrondslagen voortgezet, maar moet deze onzekerheid wel worden toegelicht. In de controleverklaring van de accountant moet bovendien nadrukkelijk op deze toelichting worden gewezen.
Met name dat laatste kan soms gevoelig liggen, want de onzekerheid lijkt daarmee officieel bevestigd te worden. Sommigen vrezen dat zo’n bevestiging een selffulfilling prophecy kan zijn: vanwege deze bevestiging trekken leveranciers en financiers zich terug, zodat daardoor discontinuïteit alsnog onontkoombaar wordt. Dat maakt het bepalen of er wel of niet sprake is van een materiële onzekerheid een gevoelig punt.
Daarbij kunnen ook ‘mitigerende maatregelen’ een rol spelen. Daarmee wordt bedoeld dat er weliswaar belangrijke risico’s zijn, maar dat desondanks verwacht wordt dat er adequate maatregelen te treffen zijn. Bijvoorbeeld als enerzijds verwacht wordt dat niet meer aan de voorwaarden van een banklening kan worden voldaan, maar dat anderzijds de aandeelhouder heeft toegezegd aanvullende financiering te verstrekken. ‘Per saldo’ kan dit betekenen dat er geen materiële onzekerheid is over de continuïteit.
Vier scenario’s
Op basis van documentatie uit IFRS geeft de RJ deze schaal met de verschillende consequenties voor de jaarrekening schematisch weer met vier soorten scenario’s.
- Scenario 1. Geen onzekerheid over de continuïteit, door winstgevende activiteiten en voldoende liquiditeit. In dit scenario zijn er geen specifieke vereisten voor de jaarrekening. Er hoeft dus in de jaarrekening geen expliciete aandacht te worden besteed aan de continuïteitsveronderstelling.
- Scenario 2. Zorgen over de continuïteit, maar geen materiële onzekerheid. Er zijn gebeurtenissen of omstandigheden die gerede twijfel kunnen doen rijzen of de rechtspersoon aan zijn verplichtingen kan voldoen, waarbij er geen sprake is van onzekerheid van materieel belang of de mitigerende maatregelen voldoende zijn. Bijvoorbeeld negatieve ontwikkelingen die zonder maatregelen tot discontinuïteit zouden leiden, maar waarbij voldoende mitigerende maatregelen voldoende aannemelijk zijn. Afhankelijk van de aard van de risico’s moeten bepaalde toelichtingen worden opgenomen, bijvoorbeeld een risico dat bankconvenanten niet zullen worden gehaald. Daarbij kan ook een toelichting van mitigerende maatregelen relevant zijn. Hoewel deze toelichting in de context van de continuïteitsveronderstelling kan zijn opgenomen, wordt in de controleverklaring geen continuïteitsparagraaf opgenomen.
- Scenario 3. Materiële onzekerheid over de continuïteit. Er zijn mitigerende maatregelen denkbaar, maar het is niet voldoende aannemelijk dat de benodigde aanvullende medewerking zal worden verkregen. Wel bestaat er een reële kans dat de rechtspersoon aan zijn verplichtingen kan voldoen. Hierbij wordt in de toelichting gemeld dat er materiële onzekerheid is over de continuïteit, met een adequate uiteenzetting van de omstandigheden.
- Scenario 4. Onontkoombare discontinuïteit: er bestaat geen reële kans dat de rechtspersoon aan zijn verplichtingen kan voldoen. Hieruit volgt waarderingen op liquidatiegrondslagen.
Deze ontwerp-richtlijn binnen RJ 170 ‘Discontinuïteit en ernstige onzekerheid over continuïteit’ zal na het definitief worden gaan gelden voor boekjaren beginnend op of na 1 januari 2024. Voor verduidelijkingen ligt echter eerdere toepassing voor de hand.
Auteur: Dr. B. (Bart) Kamp RA
Dit artikel is verschenen in F&A Actueel 2023, afl. 5.