
Onlangs bevestigde de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) met RJ-uiting 2023-5 dat RJ 292 Leasing niet zal worden herschreven naar de bestaande IFRS-methode. De RJ-uiting lijkt op het eerste gezicht geen nieuws te bevatten, omdat de strekking is dat de regelgeving (juist) niet wordt aangepast. Maar ‘in de markt’ bestond wel onduidelijkheid of de RJ binnen afzienbare tijd de verwerking van leases in de jaarrekening zou aanpassen in de richting van IFRS 16. Met deze uiting is nu duidelijk dat hiervan geen sprake is.
Vijf jaar geleden is in de RJ de keuzemogelijkheid toegevoegd om binnen een ‘RJ-jaarrekening’ leases te verwerken op basis van een integrale toepassing van IFRS 16 Leases. Dit maakt het voor dochtermaatschappijen van IFRS-toepassende groepen mogelijk om de eigen jaarrekeningen meer in lijn te houden met de cijfers die men voor consolidatie door de groep moeten aanleveren. Dus een administratieve vereenvoudiging als men toch al moet rapporteren op basis van IFRS 16.
Maar ook andere ondernemingen kunnen kiezen voor de toepassing van IFRS 16. In essentie worden dan alle leasecontracten verwerkt zoals onder de RJ financiële leases worden verwerkt: de contante waarde van de toekomstige leasebetalingen worden in de balans als schuld opgenomen, waar tegenover het gebruiksrecht onder de materiële vaste activa wordt opgenomen. Voor de balans leidt dit tot balansverlenging: meer activa en schulden, leidend tot een lagere solvabiliteitsratio. In de winst-en-verliesrekening worden in plaats van de huurkosten van operationele leases de afschrijvingskosten van het gebruiksrecht en de rentekosten op de leaseverplichting verwerkt. Doordat de rentekosten onder de financiële lasten vallen, is het bedrijfsresultaat en EBITDA bij toepassing van IFRS 16 structureel hoger dan bij toepassing van RJ 292.
Bewerkelijker
De toepassing van IFRS 16 wordt veelal als bewerkelijker beschouwd dan RJ 292. Dit komt onder andere doordat voor operationele leases beoordeeld moet worden wat de totale leaseperiode zal zijn, rekening houdend met de mogelijkheden van verlengingsmogelijkheden. Bovendien moet een disconteringsvoet worden bepaald, hetgeen voor ‘huurcontracten’ intuïtief minder aansprekend is dan voor andere financieringsvormen. Daarnaast is er een verschil bij het verwerken van verwachte verliezen: voordat sprake is van een voorziening, wordt eerst het gebruiksrecht getoetst op bijzondere waardeverminderingen. Vanuit de trend dat de RJ veelal op termijn IFRS-bepalingen overneemt, bestond in de praktijk de vrees dat dit ook voor leases zou gelden.
Uit een door de RJ uitgevoerd onderzoek blijkt dat de keuze voor IFRS 15 door enkele honderden ondernemingen wordt gemaakt. Dat blijken grotendeels groepsmaatschappijen van IFRS-toepassende groepen te zijn. De RJ concludeert dat er dus een behoefte is aan deze faciliteit. Maar anderzijds is het gebruik niet zo omvangrijk dat het aanleiding is om RJ 292 te vervangen door een IFRS 16-benadering.
Ook in internationaal verband vond de RJ geen aanwijzingen dat IFRS 16 in nationale regelgevingen zal worden gevolgd. Zelfs binnen IFRS for Small and medium-sized entities wordt voor de op dit moment onderhanden zijnde update nog niet overgeschakeld naar de IFRS 16-benadering.
Praktische problemen
De RJ had verder nog nagevraagd of er praktische problemen zijn bij het toepassen van IFRS 16 binnen een RJ-jaarrekening. Theoretisch zou bijvoorbeeld een knelpunt kunnen zijn hoe ‘sale & leaseback’-transacties dan moeten worden verwerkt, omdat IFRS 16 dan verwijst naar hoe een ‘sale’ volgens IFRS 15 moet worden verwerkt. En IFRS 15 is niet precies hetzelfde als de opbrengstverantwoording onder de RJ. Maar er werden geen problemen waargenomen die tot een aanpassing nopen.
Naast IFRS 16 staat de RJ toe nog drie andere IFRS-standaarden toe te passen. Dat betreft IFRS 15 inzake opbrengsten (waarbij overigens de RJ-bepalingen onlangs voor deze standaard wel grotendeels hiermee in lijn zijn gebracht), IFRS 9 voor zover het gaat om verwachte kredietverliezen op vorderingen en leningen, en IAS 19 met betrekking tot pensioenen. Voor andere jaarrekeningposten is ‘cherry picking’ uit IFRS niet toegestaan.
Auteur: Dr. B. (Bart) Kamp RA
Dit artikel is verschenen in F&A Actueel 2023, afl. 7