
Het is te vroeg om te zeggen dat de economie zonder veel kleerscheuren aan de rentestijging ontsnapt, blogt Bert Colijn.
De ongekende serie renteverhogingen van de Europese Centrale Bank lijkt ten einde. Gezien de dalende inflatie, historisch hoge renteniveaus en verzwakkende economie lijkt het erop dat de ECB bij de komende vergaderingen het kruit droog zal houden.
Daarmee is de depositorente in iets meer dan een jaar van -0,5 procent naar 4 procent opgetrokken. Van de laagste rente ooit naar de hoogste rente die de ECB in zijn bestaan – sinds 1999 – heeft gehanteerd. Een schok waarvan vooraf gedacht werd dat dit de economie grote schade zou berokkenen en Zuid-Europese landen in de problemen zou brengen. Nu het eenmaal zover is, valt de impact allerminst catastrofaal te noemen. Natuurlijk zijn er sectoren die de pijn van de hogere rente voelen, maar het verschil met de rente op Italiaanse en Duitse staatobligaties is bijvoorbeeld nog steeds onder de 2 procent en de werkloosheid staat op een historisch laagtepunt van 6,4 procent.
Renteverhogingen werken vertraagd
Maakt de rente nog wel uit? Het is te vroeg om te zeggen dat de economie zonder veel kleerscheuren aan de rentestijging ontsnapt. Ja, er zijn structurele factoren die de impact van renteverhogingen op de economie momenteel minder maken, denk aan de grotere dienstensector die minder afhankelijk is van kapitaal.
Maar renteverhogingen werken vertraagd. De lange periode van negatieve rentes heeft ervoor gezorgd dat leningen langere looptijden hebben en daarmee wordt de impact van de hogere rente over een langere periode uitgesmeerd.
Frankfurt verwacht dat de zwaarste impact van de hogere rente pas begin 2024 merkbaar is. De inflatie daalt snel en de economie hapert al een aantal kwartalen. Dat de ECB een adempauze inlast om te kijken wat het effect van de afgelopen verhogingen precies gaat zijn is daarmee logisch.